Arrest nr. 38278 van 20 april 2023 van het Hof van Cassatie vertegenwoordigt een belangrijke uitspraak inzake de toekenning van premievrijstellingen voor veroordeelden van belemmerende misdrijven. In het bijzonder betreft de onderhavige zaak een persoon die veroordeeld is voor misdrijven van de eerste categorie en die niet heeft meegewerkt met het justitieapparaat. Het Hof heeft de beslissing van de Toezichtsrechtbank van Rome, die het verzoek om premievrijstelling had afgewezen, vernietigd en terugverwezen, waarbij de onmiddellijke toepasselijkheid van de wetswijzigingen aan artikel 4-bis van de penitentiaire wetgeving werd benadrukt.
De centrale kwestie van het arrest betreft de toepassing van het beginsel tempus regit actum, dat stelt dat procesrechtelijke normen retroactief van toepassing zijn op lopende procedures, tenzij er specifieke overgangsbepalingen zijn. In dit geval introduceren de wijzigingen door wetsbesluit nr. 162 van 2022, omgezet in wet nr. 199 van 2022, nieuwe beoordelingsmethoden voor de toekenning van premievrijstellingen, waardoor dergelijke voordelen potentieel toegankelijker worden, zelfs voor personen die veroordeeld zijn voor niet-meewerkende belemmerende misdrijven.
01 Voorzitter: TARDIO ANGELA. Rapporteur: TOSCANI EVA. Rapporteur: TOSCANI EVA. Verdachte: PERRONE GIUSEPPE. Vernietigt met verwijzing, TRIBUNALE DI SORVEGLIANZA ROMA, 28/06/2022 563000 VOORZORGINGS- EN STRAFINSTELLINGEN (PENITENTIAIRE WETGEVING) - Premievrijstelling - Veroordeelde voor zogenaamde "eerste categorie" belemmerende misdrijven die niet heeft meegewerkt met het justitieapparaat - Wijzigingen aan art. 4-bis penitentiaire wetgeving door wetsbesluit nr. 162 van 2022, omgezet, met wijzigingen, door wet nr. 199 van 2022 - Onmiddellijke toepasselijkheid op lopende procedures – Bestaan – Redenen - Ambtshalve toetsing in cassatieprocedure - Bestaan. Wat betreft de toekenning van premievrijstelling aan een persoon die veroordeeld is voor zogenaamde "eerste categorie" belemmerende misdrijven die niet heeft meegewerkt met het justitieapparaat, zijn de wijzigingen aan art. 4-bis penitentiaire wetgeving door wetsbesluit van 31 oktober 2022, nr. 162, omgezet, met wijzigingen, door wet van 30 december 2022, nr. 199, van toepassing op lopende procedures, vanwege de procesrechtelijke aard van de normen betreffende penitentiaire voordelen, die, bij gebreke van specifieke overgangsregelingen, onderworpen zijn aan het beginsel van "tempus regit actum". (Ter toepassing van het beginsel heeft het Hof, gezien de "ius superveniens" die zich voordeed tijdens de cassatieprocedure, de afwijzing van de premievrijstelling, uitgesproken onder de voor de wetswijziging geldende wetgeving, vernietigd en terugverwezen).
Dit arrest heeft belangrijke praktische implicaties voor veroordeelden en voor professionals die zich bezighouden met strafrecht. De vernietiging van de afwijzing van de premievrijstelling biedt immers de mogelijkheid om verzoeken om toegang tot penitentiaire voordelen opnieuw te beoordelen op basis van de nieuwe regelgeving. In het bijzonder kunnen de wijzigingen aan art. 4-bis van de penitentiaire wetgeving de toegang tot premievrijstellingen vergemakkelijken voor personen die, hoewel ze niet meewerken met het justitieapparaat, een positief gedrag vertonen tijdens de detentie.
Arrest nr. 38278 van 2023 vertegenwoordigt een belangrijke stap voorwaarts op het gebied van penitentiaire voordelen, waarbij het belang wordt benadrukt van een juridisch systeem dat zich kan aanpassen aan veranderende wettelijke omstandigheden. De mogelijkheid om de nieuwe bepalingen toe te passen op lopende procedures biedt een concrete kans om situaties te herzien die tot nu toe als onveranderlijk werden beschouwd. Advocaten en professionals in de sector moeten bijzondere aandacht besteden aan deze wettelijke ontwikkelingen om een effectieve verdediging van de rechten van hun cliënten te waarborgen.