Arrest nr. 37245 van 2024, uitgesproken door het Hof van Cassatie, biedt belangrijke verduidelijkingen op het gebied van bouwmisdrijven, met name met betrekking tot de slooporder van bouwwerken. Dit arrest past in een juridische context die wordt gekenmerkt door een toenemende aandacht voor de regulariteit van bouwwerken en de bescherming van het grondgebied.
In dit geval moest de beklaagde, C. R., een slooporder onder ogen zien met betrekking tot voltooiingswerken van een eerdere bouwmisdrijf die wegens verjaring was geëxtingueerd. Het Hof heeft bepaald dat, ondanks de extinctie van het misdrijf door verjaring, de slooporder op het gehele onroerend goed moet worden uitgevoerd.
Bouwmisdrijven - Slooporder - Werkzaamheden ter voltooiing en/of voortzetting van eerdere bouwmisdrijven die wegens verjaring zijn geëxtingueerd met daaruit voortvloeiende intrekking van de slooporder - Uitbreiding van de slooporder tot het gehele bouwwerk - Legitimiteit - Redenen. De slooporder die voortvloeit uit de veroordeling, voorzien in art. 31, lid 9, van het Koninklijk Besluit van 6 juni 2001, nr. 380, moet, zelfs indien deze betrekking heeft op bouwactiviteiten ter voortzetting of voltooiing van een vorig misdrijf dat wegens verjaring is geëxtingueerd en waarvoor de eerdere slooporder was ingetrokken, desalniettemin worden uitgevoerd op het onroerend goed in zijn geheel beschouwd. (In de motivering heeft het Hof gepreciseerd dat de vaststelling van verjaring geen gunstig oordeel voor de beklaagde inhoudt).
Het arrest benadrukt het belang van de strikte toepassing van de bouwvoorschriften en de naleving van de procedures vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 6 juni 2001, nr. 380. Het Hof heeft benadrukt dat de vaststelling van verjaring niet gelijkstaat aan een vrijspraak van de beklaagde, maar impliceert dat het bouwmisdrijf blijft bestaan, en daarom blijft de slooporder legitiem.
Arrest nr. 37245 van 2024 vormt een belangrijk referentiepunt voor de jurisprudentie inzake bouwmisdrijven. Het verduidelijkt dat de slooporder niet beperkt kan worden tot individuele delen van het onroerend goed, maar volledig moet worden uitgevoerd. In een context waarin de bescherming van het grondgebied steeds centraler staat, is het essentieel dat burgers zich bewust zijn van de juridische gevolgen van mogelijke bouwmisdrijven en van de geldende regelgeving.