De recente uitspraak van het Hof van Cassatie nr. 36878 van 17 mei 2023 biedt belangrijke inzichten in het delicate onderwerp van preventieve vermogensmaatregelen en hun relatie met strafzaken. In het bijzonder verduidelijkt de beslissing welk criterium gehanteerd moet worden bij de beoordeling van sociale gevaarlijkheid in geval van intrekking van maatregelen, na een vrijspraak van het misdrijf ex art. 416-bis van het strafwetboek.
De uitspraak valt binnen een zeer complexe juridische context, waarin preventieve vermogensmaatregelen worden toegepast om georganiseerde criminaliteit te bestrijden. Volgens de geldende wetgeving, met name het Wetgevend Decreet nr. 159 van 2011, kunnen preventieve maatregelen ook worden genomen zonder een definitieve strafrechtelijke veroordeling, op basis van een beoordeling van sociale gevaarlijkheid.
In het specifieke geval heeft het Hof een beslissing van het Hof van Beroep van Milaan vernietigd en terugverwezen, met de bepaling dat de rechter in de procedure tot intrekking van de maatregelen een nauwkeurige analyse moet uitvoeren van de motivering die tot de vrijspraak in de strafzaak heeft geleid.
Verhouding tussen strafzaak en preventieve procedure - Intrekking - Vrijspraak van het misdrijf ex art. 416-bis van het strafwetboek - Motivering van het oordeel over sociale gevaarlijkheid - Inhoud. Wat betreft preventieve vermogensmaatregelen, moet de rechter in de intrekkingprocedure die voortvloeit uit de definitieve uitspraak die het ontbreken van het misdrijf bedoeld in art. 416-bis van het strafwetboek heeft vastgesteld, wat betreft sociale gevaarlijkheid, een nauwkeurige vergelijking maken met de motivering die, na de strafzaak, de door het openbaar ministerie aangevoerde elementen onvoldoende heeft geacht om het associatieve misdrijf te bewijzen.
De bovenstaande samenvatting benadrukt hoe de rechter niet alleen de vrijspraak van het misdrijf, maar ook de motivering van die vrijspraak in overweging moet nemen. Met andere woorden, als de strafrechter heeft vastgesteld dat de aanwijzingen van schuld onvoldoende waren om de schuld van de verdachte aan te tonen, moet dit ook worden weerspiegeld in de beoordeling van de sociale gevaarlijkheid in het kader van preventieve maatregelen.
De uitspraak nr. 36878 van 2023 vertegenwoordigt een belangrijke stap voorwaarts in het waarborgen van een eerlijk evenwicht tussen de bescherming van de openbare veiligheid en de fundamentele rechten van individuen. Het benadrukt het belang van een diepgaande en gemotiveerde analyse door de rechter bij de beoordeling van de sociale gevaarlijkheid van een persoon, om zo willekeurige toepassing van preventieve maatregelen te voorkomen. Dit principe is niet alleen essentieel voor het strafrecht, maar ook voor de eerbiediging van mensenrechten en de opbouw van een rechtvaardig en billijk rechtssysteem.