Arrest nr. 31694 van 7 juni 2024, uitgesproken door het Hof van Cassatie, biedt belangrijke inzichten met betrekking tot de herziening van het gerechtelijk onderzoek, met name in de context van een wijziging in de persoon van de rechter in hoger beroep. Dit onderwerp is cruciaal voor het waarborgen van het bewijsrecht en de correctheid van het strafproces, fundamentele elementen van ons rechtssysteem.
Het Hof behandelde de kwestie van de herziening van het onderzoek op grond van artikel 190-bis van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel bepaalt dat, onder bepaalde omstandigheden, het niet nodig is om het bewijs opnieuw te verzamelen wanneer er een verandering is in de rechterlijke macht. Het is belangrijk op te merken dat in dergelijke situaties de bewijslast voor de noodzaak van een nieuw onderzoek rust op de partij die de herziening aanvraagt.
Art. 190-bis, Wetboek van Strafvordering - Herziening van het gerechtelijk onderzoek ex art. 603, lid 3-bis Wetboek van Strafvordering - Latere wijziging van de rechter of van de leden van het gerecht - Nieuw onderzoek - Noodzaak - Uitsluiting. Wat betreft de herziening van het gerechtelijk onderzoek, in de gevallen bedoeld in art. 190-bis Wetboek van Strafvordering, hoeft het bewijs dat is samengevat ter voldoening aan de bepaling van art. 603, lid 3-bis, Wetboek van Strafvordering, niet noodzakelijkerwijs opnieuw te worden verzameld wanneer de persoon van de rechter in hoger beroep of de leden van het gerechtelijke college wijzigen. (In de motivering heeft het Hof gepreciseerd dat in elk geval de bewijslast rust op de partij om de redenen aan te geven die ten grondslag liggen aan de noodzaak van herziening).
Het Hof heeft verduidelijkt dat de wisseling van een rechter of een lid van het gerechtelijke college niet automatisch de noodzaak van een nieuw onderzoek van reeds verkregen bewijsmateriaal met zich meebrengt. Partijen hebben echter de plicht om aan te tonen waarom een herziening noodzakelijk is, waarbij de nadruk wordt gelegd op het belang van een gestroomlijnd en efficiënt proces, in lijn met de beginselen van een eerlijk proces. Deze beslissing maakt deel uit van een bredere context waarin het Italiaanse rechtssysteem streeft naar een evenwicht tussen het bewijsrecht en de noodzaak om vertragingen en inefficiënties in het proces te voorkomen.
Arrest nr. 31694 van 2024 vormt een belangrijk referentiepunt voor de Italiaanse jurisprudentie. Het stelt duidelijk dat de wisseling van de rechter op zichzelf geen rechtvaardiging is voor de herziening van het gerechtelijk onderzoek, tenzij er geldige redenen worden aangevoerd ter ondersteuning van een dergelijk verzoek. Deze aanpak bevordert grotere zekerheid en voorspelbaarheid in het strafproces, terwijl tegelijkertijd de rechten van de betrokken partijen worden gewaarborgd.