Het recente arrest nr. 38888 van 13 juni 2023, gedeponeerd op 25 september 2023, uitgesproken door het Hof van Cassatie, biedt belangrijke inzichten in de toelaatbaarheid van de misdaad van diefstal, met name wanneer de diefstal betrekking heeft op voedsel van geringe waarde en wordt gepleegd door personen in een staat van armoede. Deze zaak roept belangrijke vragen op over de mogelijkheid om de noodtoestand als vrijstelling van de misdaad van diefstal in te roepen.
Het Hof heeft verklaard dat, hoewel de toestand van armoede van de betrokkene wordt erkend, de vrijstelling van de noodtoestand niet kan worden toegepast bij afwezigheid van een actueel gevaar voor ernstige schade aan de persoon. Dit principe is fundamenteel om te begrijpen hoe de Italiaanse wet de omvang van de behoefte en de relatie ervan met strafrechtelijk relevante gedragingen interpreteert.
Meer in het bijzonder verduidelijkt het arrest dat economische moeilijkheden, hoe ernstig ook, diefstal van goederen niet kunnen rechtvaardigen, indien deze goederen via de normale kanalen van sociale bijstand kunnen worden verkregen. Het Hof heeft daarom het beroep afgewezen en gesteld dat de betrokkene, ondanks ondervoeding, niet in een toestand van dreigend gevaar verkeerde die de diefstal rechtvaardigde.
Diefstal van voedsel van geringe economische waarde, gepleegd door een persoon in een algemene staat van armoede - Misdaad - Toelaatbaarheid - Noodtoestand - Toepasbaarheid - Uitsluiting - Redenen. De gedraging van een ondervoed persoon in een algemene staat van armoede, zwakheden die kunnen worden aangepakt met de gebruikelijke sociale beschermingssystemen, die zich toe-eigent van voedsel van geringe economische waarde, vormt de misdaad van lichte diefstal uit noodzaak, bedoeld in artikel 626, eerste lid, punt 2, van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de vrijstelling van de noodtoestand, die een actueel gevaar voor ernstige schade aan de persoon vereist, niet vrijwillig veroorzaakt en niet anderszins kan worden aangepakt, niet van toepassing is.
Deze hoofdgedachte benadrukt duidelijk dat de toestand van armoede, hoewel het begrip en medelijden kan opwekken, op zichzelf geen rechtvaardiging vormt voor het plegen van een misdaad. De interpretatie van het Hof sluit aan bij artikel 626 van het Wetboek van Strafrecht, dat lichte diefstal als een strafbare, maar niet noodzakelijk ernstige, misdaad beschouwt indien deze uit noodzaak wordt gepleegd.
Arrest nr. 38888 nodigt uit tot reflectie over sociaal beleid en de noodzaak van versterking van de bijstandssystemen voor mensen in economische moeilijkheden. Het is essentieel dat de samenleving zich afvraagt hoe situaties die kunnen leiden tot het plegen van misdaden uit noodzaak kunnen worden voorkomen, door te zorgen voor toegang tot adequate middelen en diensten.
Concluderend vertegenwoordigt arrest nr. 38888 van 2023 een belangrijk referentiepunt voor het Italiaanse strafrecht, dat de grenzen van de vrijstelling van de noodtoestand in geval van diefstal verduidelijkt. Het benadrukt de noodzaak om de grondoorzaken van armoede aan te pakken, in plaats van zich te beperken tot het bestraffen van crimineel gedrag. Alleen door een geïntegreerde aanpak tussen recht en welzijn kan werkelijk een eerlijke en solidaire rechtvaardigheid worden gegarandeerd.