Arrest nr. 8980 van 30 maart 2023 van het Hof van Cassatie biedt een belangrijke reflectie op het thema van de onderhoudsplicht jegens minderjarigen en de uitbreiding van deze plicht tot de bloedverwanten in opgaande lijn (ascendenten). In het bijzonder wordt de kwestie van het litisconsortium tussen grootouders van vaders- en moederszijde geanalyseerd in de context van een wijziging van het onderhoudsdecreet, waarbij de juridische beginselen die dergelijke situaties beheersen en de verantwoordelijkheden van familieleden worden belicht.
In het onderhavige geval had het Hof van Beroep van Rome het beroep van A.A., grootmoeder van vaderszijde, afgewezen. Zij verzocht om wijziging van een eerder onderhoudsdecreet dat de betaling van een bijdrage door de grootouders van vaderszijde oplegde. A.A. betoogde dat ook de grootmoeder van moederszijde moest bijdragen aan de onderhoudskosten van de kleinzoon, E.E., aangezien beide ouders nalatig bleken. De rechter in feitelijke aanleg achtte het echter niet noodzakelijk om het tegensprekelijke deel uit te breiden naar F.F., grootmoeder van moederszijde, aangezien zij niet deelnam aan de oorspronkelijke procedure.
Het Hof benadrukte dat de onderhoudsplicht van de bloedverwanten in opgaande lijn subsidiair en niet hoofdelijk is, en dat elke medeplichtige moet worden opgeroepen wanneer dit noodzakelijk is om de algehele economische omstandigheden te beoordelen.
Arrest nr. 8980 van 2023 van het Hof van Cassatie vertegenwoordigt een belangrijke bevestiging van de rechten van minderjarigen en de verantwoordelijkheid van bloedverwanten in opgaande lijn om hun onderhoud te waarborgen. Het verduidelijkt dat, hoewel de bijdrageplicht subsidiair is, het van cruciaal belang is dat alle betrokken partijen in de procedure worden betrokken om een eerlijke en volledige beoordeling van de economische capaciteiten van ieder te garanderen. Deze aanpak beschermt niet alleen de rechten van minderjarigen, maar bevordert ook een grotere verantwoordelijkheid binnen de familiedynamiek.