Arrest nr. 35646 van 2023, uitgesproken door het Hof van Cassatie, biedt een belangrijke reflectie op het thema van de retroactiviteit van wetgevende wijzigingen op strafrechtelijk gebied. Met deze beslissing heeft het Hof bepaald dat de wijzigingen aan de artikelen 405 en 408 van het Wetboek van Strafvordering door wetsdecreet nr. 150 van 2022 niet van toepassing zijn op procedures die reeds aanhangig waren op de datum van inwerkingtreding van het decreet, indien het openbaar ministerie de aangifte van de strafbare feit reeds had ingeschreven in het register bedoeld in art. 335 van het Wetboek. Deze verduidelijking is van fundamenteel belang om de rechtszekerheid en de bescherming van de rechten van de verdachten te waarborgen.
Wetsdecreet nr. 150 van 2022 heeft aanzienlijke wijzigingen geïntroduceerd in het Wetboek van Strafvordering, met name de bepalingen betreffende de seponering en de afsluiting van het vooronderzoek hervormend. Het Hof van Cassatie heeft met het onderhavige arrest de kwestie van de retroactiviteit van deze wijzigingen moeten behandelen. In het bijzonder hebben de rechters benadrukt dat de wijziging van de artt. 405 en 408 niet kan worden toegepast op reeds lopende procedures, waardoor de rechten van de verdachten en het legaliteitsbeginsel worden beschermd.
Wijziging van de artt. 405 en 408 Wetboek van Strafvordering door wetsdecreet nr. 150 van 2022 - Retroactieve toepassing op lopende procedures - Uitsluiting. De wijzigingen aangebracht door de artt. 405 en 408 Wetboek van Strafvordering door art. 22 wetsdecreet 10 oktober 2022, nr. 150, zijn niet van toepassing op procedures die aanhangig waren op de datum van inwerkingtreding van het bovengenoemde wetsdecreet, in het geval dat het openbaar ministerie reeds de inschrijving van de aangifte van de strafbare feit heeft bevolen in het register bedoeld in art. 335 Wetboek van Strafvordering.
Dit arrest heeft diepgaande implicaties, niet alleen voor het specifieke geval, maar voor het strafrechtelijk systeem als geheel. Het Hof heeft het belang van een duidelijke tijdelijke afbakening van de regelgeving herbevestigd, waardoor verwarring en onzekerheid in reeds gestarte procedures worden vermeden. Tot de belangrijkste gevolgen behoren:
Arrest nr. 35646 van 2023 vertegenwoordigt een belangrijk referentiepunt voor het begrip van wetgevende wijzigingen op het gebied van strafrechtelijke procedures. Het Hof van Cassatie heeft benadrukt hoe retroactiviteit niet indiscriminato kan worden toegepast, waardoor de rechten van de verdachten worden beschermd en een rechtvaardiger en voorspelbaarder juridisch systeem wordt gewaarborgd. Dit beginsel van niet-retroactiviteit, in overeenstemming met de Europese normen en met eerbiediging van de mensenrechten, is van fundamenteel belang om het vertrouwen van de burgers in de rechterlijke instellingen te behouden.