De recente uitspraak nr. 39711 van 30 mei 2024, gedaan door het Hof van Cassatie, heeft een belangrijke discussie op gang gebracht op het gebied van verkeersveiligheid en strafrechtelijke sancties. In het bijzonder heeft het Hof zich gebogen over de kwestie van de verplichte intrekking van het rijbewijs in relatie tot de voorwaardelijke schorsing van de straf voor personen die rijden onder invloed van alcohol. Deze beslissing biedt belangrijke inzichten om te begrijpen hoe de Italiaanse wetgeving zich verhoudt tot constitutionele beginselen.
De zaak die door het Hof werd onderzocht, betrof de beklaagde P. F., beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval terwijl hij reed met een bloedalcoholgehalte van meer dan 1,5 gram per liter. De rechter, hoewel hij de voorwaardelijke schorsing van de straf toestond, moest de toepassing van artikel 186, lid 2-bis, van de Wegcode handhaven, dat in dergelijke omstandigheden de verplichte intrekking van het rijbewijs voorziet.
In deze context werd een vraag van constitutionele legitimiteit opgeworpen, aangezien werd gesteld dat de betreffende bepaling in strijd was met de artikelen 3 en 117, lid 1, van de Grondwet. Het Hof verklaarde deze vraag echter manifest ongegrond, waarmee het de toepasbaarheid van de intrekking van het rijbewijs bevestigde, zelfs in geval van voorwaardelijke schorsing van de straf.
Artikel 186, lid 2-bis, Wegcode - Verplichte intrekking van het rijbewijs - Uitvoerbaarheid van de bijkomende administratieve sanctie in geval van voorwaardelijke schorsing van de straf - Bestaan - Vraag van constitutionele legitimiteit wegens strijd met de artikelen 3 en 117, lid 1, Grondwet - Manifeste ongegrondheid. De vraag van constitutionele legitimiteit, opgeworpen in relatie tot de artikelen 3 en 117, lid 1, Grondwet, van artikel 186, lid 2-bis, van wetsdecreet 30 april 1992, nr. 285, is manifest ongegrond, in zoverre het, in geval van toekenning van de voorwaardelijke schorsing van de straf door de rechter die de zaak behandelt, de bijkomende administratieve sanctie van intrekking van het rijbewijs - die verplicht wordt opgelegd aan degenen die een verkeersongeval hebben veroorzaakt terwijl zij redenen met een bloedalcoholgehalte van meer dan 1,5 gram per liter - niet binnen het toepassingsgebied van het voordeel brengt, ondanks de conventioneel strafrechtelijke aard ervan.
De beslissing van het Hof vertegenwoordigt een belangrijke bevestiging van de strenge lijn die wordt gevolgd ten aanzien van rijden onder invloed van alcohol. De intrekking van het rijbewijs wordt in dit geval gezien als een noodzakelijke veiligheidsmaatregel, die niet kan worden ontweken door de toekenning van de voorwaardelijke schorsing van de straf. Deze aanpak is gericht op het waarborgen van de verkeersveiligheid en het voorkomen van gevaarlijk gedrag, waarbij het belang van individuele verantwoordelijkheid wordt benadrukt.
Concluderend herhaalt de uitspraak nr. 39711 van 2024 dat de intrekking van het rijbewijs niet alleen een strafrechtelijke, maar ook een preventieve dimensie heeft. Het Hof heeft verduidelijkt dat, zelfs in aanwezigheid van een voorwaardelijke schorsing van de straf, de bijkomende administratieve sancties hun effecten blijven sorteren, wat bijdraagt aan het verhogen van de waakzaamheid tegen gedragingen die het leven van anderen in gevaar kunnen brengen. Deze juridische oriëntatie maakt deel uit van een bredere context van bescherming van de openbare veiligheid en vestigt de aandacht op een onderwerp van groot sociaal belang.