Arrest nr. 34598, uitgesproken door het Hof van Cassatie op 18 mei 2023, biedt belangrijke inzichten met betrekking tot de executieprocedure, met bijzondere aandacht voor de noodzaak van het advies van het openbaar ministerie. Dit aspect blijkt cruciaal te zijn voor het begrijpen van de procesdynamiek en de rechten van de betrokken partijen. In dit artikel analyseren we de inhoud van het arrest en geven we nuttige verduidelijkingen en context.
Het Hof van Cassatie heeft in zijn beslissing het principe herbevestigd dat, indien het bevel tot onontvankelijkheid van het verzoek niet voorafgegaan wordt door de verkrijging van het advies van het openbaar ministerie, er sprake is van een tussenliggende nietigheid. Deze nietigheid, voorzien in artikel 78, lid 1, sub b) van het Wetboek van Strafvordering, kan alleen worden ingeroepen door het openbaar ministerie, dat een direct belang heeft bij het tot stand komen van het schriftelijk tegensprekelijk beginsel.
Bevel tot onontvankelijkheid van het verzoek - Ontbreken van het advies van het openbaar ministerie - Tussenliggende nietigheid - Bestaan - Inroepbaarheid door het openbaar ministerie en niet door de private partij - Redenen. Wat betreft de executieprocedure, indien het bevel tot onontvankelijkheid van het verzoek, bedoeld in artikel 666, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering, niet voorafgegaan werd door de verkrijging van het voorgeschreven advies van het openbaar ministerie, bestaat er een tussenliggende nietigheid, ex artikel 78, lid 1, sub b), van het Wetboek van Strafvordering, die niet kan worden ingeroepen door de private partij, maar alleen door de openbare partij, aangezien het openbaar ministerie de enige is die een concreet belang heeft bij het tot stand komen van het schriftelijk tegensprekelijk beginsel, waaraan zijn verhoor is gericht.
Deze rechtsoverweging benadrukt het belang van de rol van het openbaar ministerie bij het waarborgen van de regelmatigheid van de executieprocedure. Het ontbreken van zijn advies is niet slechts een eenvoudige nalatigheid, maar genereert aanzienlijke gevolgen, aangezien de nietigheid tussenliggend is en niet door de private partij kan worden ingeroepen.
Concluderend biedt arrest nr. 34598 van 2023 ons een belangrijke reflectie op de noodzaak van de betrokkenheid van het openbaar ministerie bij executieprocedures. De afwezigheid ervan, zoals aangetoond door de uitspraak, leidt tot de configuratie van een nietigheid die de uitkomst van de procedure zelf kan beïnvloeden. Het is daarom van fundamenteel belang dat juridische professionals aandacht besteden aan deze aspecten om de juiste rechtsbedeling te waarborgen.