Arrest nr. 36764 van 18 april 2024, uitgesproken door het Hof van Cassatie, vertegenwoordigt een belangrijke stap voorwaarts in de bescherming van persoonsgegevens in de gerechtelijke context. In deze beslissing behandelden de rechters de kwestie van het anonimiseren van identificatiegegevens in vonnissen, verwijzend naar artikel 52 van Wetgevend Decreet nr. 196 van 2003, bekend als de Privacycode. Het Hof verduidelijkte dat het verzoek tot anonimiseren gemotiveerd moet zijn door "legitieme redenen" en benadrukte het belang van een evenwicht tussen de privacy van het individu en de noodzaak van openbaarheid van het vonnis.
Het Hof stelde dat, op basis van de algemene regel van volledige verspreiding van de uitspraak, het aan de belanghebbende is om specifieke redenen te geven ter rechtvaardiging van het verzoek tot anonimiseren. Dit betekent dat degene die anonimisering vraagt, de negatieve gevolgen moet aangeven die voortvloeien uit de publicatie van zijn gegevens, zoals bijvoorbeeld:
Deze benadering strookt met het proportionaliteitsbeginsel, dat ten grondslag ligt aan veel Europese en Italiaanse regelgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens.
Een cruciaal aspect dat door het arrest wordt benadrukt, betreft de noodzaak van een evenwichtige afweging tussen de privacybehoeften van het individu en de openbaarheid van het vonnis. Dit evenwicht is essentieel om te garanderen dat individuele rechten worden gerespecteerd zonder het beginsel van transparantie van het gerechtelijk systeem in gevaar te brengen. Het Hof gaf aan dat het de verantwoordelijkheid is van de aanvrager om aan te tonen hoe de publicatie van zijn gegevens zijn waardigheid en zijn dagelijks leven kan schaden.
Verwerking van persoonsgegevens in gerechtelijke context - Verzoek tot anonimiseren van gegevens in een vonnis of andere uitspraak - "Legitieme redenen" waarop het verzoek gebaseerd moet zijn - Bewijslast van de redenen door de aanvrager. Wat betreft de verwerking van persoonsgegevens, moet het verzoek tot anonimiseren van de personalia en andere identificatiegegevens van de betrokkene in een vonnis of andere uitspraak, bedoeld in art. 52, wetgevend decreet 30 juni 2003, nr. 196, gebaseerd zijn op "legitieme redenen", waarvan de beoordeling een evenwichtige afweging vereist tussen de privacybehoeften van het individu en de openbaarheid van het vonnis. (In de motivering preciseerde het Hof dat, tegenover de algemene regel van volledige verspreiding van de uitspraak, het aan de belanghebbende is om de specifieke redenen aan te voeren die de anonimisering van de gegevens rechtvaardigen, en de negatieve gevolgen aan te geven die zouden voortvloeien uit verschillende aspecten van zijn sociale en relationele leven, indien het verzoek niet zou worden ingewilligd).
Arrest nr. 36764 van 2024 vertegenwoordigt een belangrijke bevestiging van het recht op privacy in een gerechtelijke context. Het benadrukt de noodzaak van een grondige analyse en een eerlijke afweging tussen individuele rechten en de behoefte aan openbaarheid van vonnissen. Deze benadering beschermt niet alleen de rechten van individuen, maar draagt ook bij aan een rechtvaardiger en transparanter gerechtelijk systeem, in lijn met de beginselen vastgelegd in de Europese en nationale wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens.