Commentaar op Arrest nr. 11198 van 26-04-2024: Pensioenfondsen en Bedrijfsverkrijging
Arrest nr. 11198 van 26 april 2024 van het Hof van Beroep van Milaan biedt belangrijke verduidelijkingen met betrekking tot de verplichtingen van de werkgever inzake aanvullende pensioenfondsen, met name in verband met de overdracht van een bedrijf. Dit onderwerp is van groot belang, zowel voor werknemers, die moeite kunnen ondervinden bij het innen van verschuldigde bedragen, als voor werkgevers, die zich moeten navigeren in een complex regelgevend kader.
Verplichting tot Storting van de TFR-bijdragen
Volgens de vaststelling van het Hof, indien de werkgever de verplichting tot storting van de opbouwende TFR-bijdragen aan het door de werknemer gekozen pensioenfonds niet nakomt, blijft de werknemer schuldeiser ten opzichte van de werkgever voor het corresponderende bedrag. In geval van overdracht van een bedrijf, treedt de nieuwe verkrijgende werkgever in de verplichting tot storting, zoals bepaald in artikel 2112 van het Burgerlijk Wetboek.
- De overdragende werkgever is tot het moment van de overdracht niet ontheven van zijn verplichtingen.
- De verkrijger is gehouden tot het naleven van de salarisverplichtingen, inclusief die met betrekking tot pensioenfondsen.
- De werknemer heeft het recht om de storting van verschuldigde bedragen ook ten opzichte van de nieuwe werkgever te vorderen.
Faillissement en Tussenkomst van het Inps-garantiefonds
Een cruciaal aspect dat uit het arrest naar voren komt, is de kwestie van het faillissement van de overdragende werkgever. In dat geval zou de werknemer kunnen overwegen zich te wenden tot het Inps-garantiefonds, voorzien bij wetsbesluit nr. 80 van 1992. Het Hof heeft echter verduidelijkt dat een dergelijk verzoek niet kan worden ingewilligd indien het faillissement wordt verklaard na de overdracht van het bedrijf. Dit komt doordat het vereiste van onderwerping van de verkrijgende werkgever aan een van de procedures van artikel 1 van het genoemde wetsbesluit ontbreekt.
Aanvullende pensioenfondsen - Verplichting van de werkgever tot storting van de opbouwende TFR-bijdragen aan het pensioenfonds - Overdracht van een bedrijf ex art. 2112 BW - Intrede van de verkrijger in de stortingsverplichting van de overdrager - Bestaan - Faillissement van de overdragende werkgever - Tussenkomst van het Inps-garantiefonds ex art. 5 wetsbesluit nr. 80 van 1992 - Verzoek om tussenkomst na de overdracht - Ongegrondheid - Redenen. Wat aanvullende pensioenfondsen betreft, indien de werkgever de verplichting tot storting van de opbouwende TFR-bijdragen aan het door de werknemer gekozen pensioenfonds niet nakomt, blijft deze laatste schuldeiser ten opzichte van de werkgever voor het corresponderende bedrag van salaris en in de desbetreffende schuld treedt, in geval van overdracht van een bedrijf, ex art. 2112 BW de verkrijgende werkgever, die gehouden is tot nakoming onder dezelfde voorwaarden; dit brengt echter met zich mee dat het verzoek van de werknemer om tussenkomst van het garantiefonds ex art. 5 wetsbesluit nr. 80 van 1992, ingediend wegens het faillissement van de overdrager verklaard na de overdracht van het bedrijf, niet kan worden ingewilligd, bij gebrek aan het vereiste van onderwerping van de verkrijgende werkgever aan een van de procedures van art. 1 van het genoemde wetsbesluit.
Conclusies
Concluderend vertegenwoordigt arrest nr. 11198 van 2024 een belangrijke verduidelijking voor alle betrokkenen bij de arbeidsrelatie en het beheer van pensioenfondsen. De verplichting tot storting van de TFR-bijdragen, ook in geval van overdracht van een bedrijf, blijft een centraal thema, evenals de noodzaak om de rechten van werknemers te beschermen, die zich in geval van niet-nakoming tot de nieuwe werkgever kunnen wenden. Het is echter essentieel dat werknemers zich bewust zijn van de beperkingen van het Inps-garantiefonds, om teleurstellingen te voorkomen in situaties van economische moeilijkheden van de overdrager.
