De recente Uitspraak nr. 18653 van 08/07/2024 biedt belangrijke verduidelijkingen met betrekking tot de jurisdictie in geschillen betreffende contractuele publieke dienstverlening. In het bijzonder richt het zich op de selectieprocedures en de verdeling van jurisdictie tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter, een cruciaal onderwerp voor professionals in de juridische sector en voor werknemers in de publieke sector.
De centrale kwestie die in de uitspraak wordt behandeld, betreft de toepassing van artikel 63 van wetsbesluit nr. 165 van 2001. Dit artikel bepaalt dat alle geschillen met betrekking tot de arbeidsrelatie in de geprivatiseerde publieke dienst, inclusief aanstellingen en de toekenning van leidinggevende functies, onder de jurisdictie van de burgerlijke rechter vallen. De bestuursrechtelijke jurisdictie is echter, als restcategorie, voorbehouden aan de selectieprocedures die gericht zijn op de totstandkoming van de relatie met de Publieke Administratie (PA).
Geprivatiseerde publieke dienstverlening - Geschillen inzake selectieprocedures - Verdeling van jurisdictie - Criterium - Feiten. Wat betreft de geprivatiseerde publieke dienstverlening, worden volgens artikel 63, lid 1, van wetsbesluit nr. 165 van 2001, alle geschillen met betrekking tot elke fase van de arbeidsrelatie, inclusief die betreffende aanstelling en toekenning van leidinggevende functies, toegewezen aan de jurisdictie van de burgerlijke rechter, terwijl het voorbehoud als restcategorie aan de bestuursrechtelijke jurisdictie, zoals uiteengezet in lid 4 van het genoemde artikel 63, uitsluitend betrekking heeft op de selectieprocedures die gericht zijn op de totstandkoming van de relatie met de PA. (In dit geval, ter toepassing van het genoemde beginsel, heeft het Hooggerechtshof de jurisdictie van de bestuursrechter verklaard, aangezien het een procedure betrof die gericht was op de mogelijke toekenning van functies, gekenmerkt door de uitgifte van een oproep, een vergelijkende beoordeling van kandidaten en de uiteindelijke samenstelling van een ranglijst van verdiensten).
De onderhavige Uitspraak bevestigt het belang van het onderscheid tussen de verschillende fasen van de arbeidsrelatie in de geprivatiseerde publieke dienst. Het Hof heeft herhaald dat geschillen met betrekking tot aanstelling en beheer van arbeidsrelaties onder de bevoegdheid van de burgerlijke rechter vallen, terwijl selectieprocedures, zoals de uitgifte van oproepen en de beoordeling van kandidaten, onder de bestuursrechtelijke jurisdictie vallen.
Dit beginsel is van fundamenteel belang om ervoor te zorgen dat geschillen worden behandeld door de meest geschikte jurisdictie, waardoor bevoegdheidsconflicten worden vermeden en een efficiënter gebruik van juridische middelen wordt gewaarborgd. De uitspraak sluit aan bij eerdere jurisprudentie, waaronder die van de Verenigde Kamers van 2017, die vergelijkbare kwesties heeft behandeld.
Concluderend vertegenwoordigt Uitspraak nr. 18653 van 2024 een belangrijke stap in de definitie van de jurisdictie inzake publieke dienstverlening. De door het Hof geboden duidelijkheid met betrekking tot de verdeling van bevoegdheden tussen de burgerlijke en de bestuursrechter vergemakkelijkt niet alleen de oplossing van geschillen, maar biedt ook een waardevolle leidraad voor juridische professionals en werknemers in de publieke sector. Het is essentieel om op de hoogte te blijven van deze juridische ontwikkelingen om een correcte bescherming van de rechten van werknemers en een efficiënte afhandeling van geschillen te waarborgen.