De recente beschikking van het Hof van Cassatie nr. 11221 van 26 april 2024, voorgezeten door F. A. G., biedt belangrijke inzichten in de rol en benoeming van de gerechtelijke deskundige (CTU) in het civiele proces. Deze beslissing, die het beroep van M. (M. F. M.) tegen E. (L. F.) verwerpt, verduidelijkt de reikwijdte van de discretionaire bevoegdheid van de feitenrechter en de grenzen van de toetsing door het Hof van Cassatie.
In dit geval had het Hof van Beroep van Lecce een kwestie betreffende vaderschapsvaststelling behandeld, waarbij M. zich verzette tegen de beslissing om geen nieuwe CTU te benoemen voor bloedanalyses, maar in plaats daarvan opheldering vroeg aan de reeds benoemde deskundige. M. betoogde dat de deskundige niet bevoegd was voor het gevraagde onderzoek, aangezien een nieuwe analyse nodig was, en dat hij daarom vervangen had moeten worden.
Gerechtelijke deskundige - Benoeming - Criterium - Keuze van de feitenrechter - Toetsbaarheid in cassatie - Uitsluiting - Specifieke situatie. De keuze van de gerechtelijke deskundige, die volgens artikel 61 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is overgelaten aan de beoordeling van de feitenrechter, is uitgesloten van de toetsing van de wettigheid door het Hof van Cassatie. (In dit geval verklaarde het Hof van Cassatie het beroep, waarbij de eiser het hof van beroep bekritiseerde omdat het, in plaats van een andere deskundige te benoemen voor bloedanalyses in een vaderschapsvaststellingsprocedure, opheldering had gevraagd aan de reeds benoemde deskundige, ondanks dat het een geheel nieuw onderzoek betrof waarvoor de genoemde niet bevoegd was, zodat hij zich van een hulppersoon had moeten bedienen, onontvankelijk.)
Deze hoofdregel benadrukt hoe de keuze van de CTU is overgelaten aan de beoordeling van de feitenrechter, die de bevoegdheid heeft om de benoeming te beslissen op basis van de specifieke kenmerken van het concrete geval. Dit betekent dat het Hof van Cassatie dergelijke keuzes niet ter discussie kan stellen, tenzij er sprake is van een duidelijk juridisch fout.
De beslissing van het Hof van Cassatie past binnen een juridisch kader dat goed is gedefinieerd door de artikelen 61 en 191 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die de benoeming en het werk van de gerechtelijke deskundige regelen. De implicaties van het arrest zijn veelvoudig:
Het is daarom essentieel dat advocaten en betrokken partijen de grenzen van de toetsbaarheid van de beslissingen van de feitenrechters begrijpen, met name op het gebied van technische adviezen, om hun processtrategieën optimaal te kunnen vormgeven.
Samenvattend vertegenwoordigt de beschikking nr. 11221 van 2024 een belangrijk referentiepunt voor alle juridische professionals, die de grenzen verduidelijkt tussen de discretionaire bevoegdheid van de feitenrechter en de wettelijke controle van het Hof van Cassatie. Een zorgvuldig beheer van technische adviezen kan het verschil maken in delicate procesuitkomsten, zoals die met betrekking tot vaderschapsvaststelling.