Uitspraak nr. 34027 van het Hof van Cassatie, gedateerd 6 juni 2024, behandelt een zaak van huiselijk geweld die zowel op juridisch als op sociaal vlak een breed debat heeft opgeroepen. De betreffende zaak betreft A.A., veroordeeld voor mishandeling van zijn vrouw, B.B., en voor opzettelijke lichamelijke letsel. Deze uitspraak biedt belangrijke inzichten in de beoordeling van getuigenissen en de toepassing van de wetgeving inzake mishandeling.
Het Hof van Beroep van Milaan, dat de veroordeling in eerste aanleg bevestigde, oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar moesten worden beschouwd, ondanks de bezwaren van de beklaagde met betrekking tot hun vaagheid en inconsistentie. A.A. ging in beroep en voerde aan dat het bewijs tegen hem onvoldoende was, aangezien het bijna uitsluitend gebaseerd was op de verklaringen van B.B.
Het misdrijf van huiselijk geweld wordt gevormd door herhaaldelijk, zij het niet systematisch, gedrag dat de waardigheid van het slachtoffer aantast.
Een van de centrale punten van de uitspraak is de beoordeling van de verklaringen van het slachtoffer. Het Hof van Cassatie oordeelde dat de verklaringen van B.B. niet als meineed konden worden beschouwd, aangezien deze, ondanks enkele onnauwkeurigheden, werden ondersteund door extern bewijs zoals medische rapporten en getuigenissen van derden. Dit aspect is cruciaal, aangezien het aantoont hoe het Hof een holistische benadering heeft gehanteerd bij de beoordeling van het bewijs, waarbij niet alleen de directe getuigenis, maar ook externe bevestigingen in overweging werden genomen.
De beslissing van het Hof van Cassatie heeft belangrijke implicaties voor zaken van huiselijk geweld. Het benadrukt dat:
De uitspraak van het Hof van Cassatie vertegenwoordigt een belangrijke stap voorwaarts in de strijd tegen huiselijk geweld, waarbij de noodzaak van een zorgvuldige en gecontextualiseerde beoordeling van het bewijs wordt benadrukt. Het Hof heeft aangetoond dat, zelfs in aanwezigheid van tegenstrijdigheden, getuigenissen cruciaal kunnen zijn bij de erkenning van huiselijk geweld. Men hoopt dat deze beslissing een meer gevoelige en bewuste aanpak zal stimuleren bij de behandeling van mishandelingszaken, zowel door de rechterlijke macht als door de burgermaatschappij.