Beschikking nr. 23018 van 21 augustus 2024 vertegenwoordigt een belangrijke stap voorwaarts in de bescherming van het beeld van minderjarigen, waarbij duidelijk wordt gesteld dat de onrechtmatige verspreiding van beelden van een kind voor commerciële doeleinden, zonder toestemming van een van de ouders, recht geeft op schadevergoeding. Dit beginsel is gebaseerd op een reeks juridische overwegingen die nader onderzoek verdienen.
De uitspraak past in een duidelijke wettelijke context, waarin persoonlijkheidsrechten, waaronder eer en reputatie, worden beschermd door verschillende bepalingen, waaronder artikel 10 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. In het bijzonder kan de onrechtmatige verspreiding van het beeld van een minderjarige, die een primair en onderscheidend goed van het individu vertegenwoordigt, worden beschouwd als een schending van diens privacy.
In het algemeen. Wat betreft het misbruik van het beeld van minderjarigen, geeft de onrechtmatige verspreiding van het portret van een kind voor commerciële reclamedoeleinden, zonder toestemming van een van de ouders, recht op schadevergoeding, indien een ernstige en daadwerkelijke aantasting van de privacy van het beeld van de persoon wordt vastgesteld, een primair goed dat op zichzelf wordt beschermd als een kenmerkend element van het individu dat kan worden geschaad, ongeacht de vermelding van de naam of de identiteitsgegevens van de minderjarige. (In dit geval heeft het Hof van Cassatie de uitspraak tot afwijzing van de schadeclaim, ingediend door de ouder wegens de onrechtmatige verspreiding van het beeld van zijn kind voor reclamedoeleinden, vernietigd, omdat het belang had gehecht aan het niet verspreiden van de identiteitsgegevens van de minderjarige samen met de foto's, in plaats van de effectiviteit en ernst van de aantasting te verifiëren).
Het Hof van Cassatie, dat de eerdere beslissing van het Hof van Beroep van Milaan vernietigde, heeft aldus verklaard dat de aantasting van de privacy niet afhangt van de verspreiding van de identiteitsgegevens van de minderjarige, maar eerder van de daadwerkelijke aantasting die de minderjarige zelf heeft geleden. Dit aspect is cruciaal, aangezien de bescherming van het beeld van minderjarigen moet worden gegarandeerd, ongeacht de publieke bekendheid van hun naam.
Concluderend benadrukt beschikking nr. 23018 van 2024 het belang van de bescherming van het beeld van minderjarigen in de context van commerciële reclame. Ouders hebben het recht om hun kinderen te beschermen tegen oneigenlijk gebruik van hun beelden, en de Italiaanse wet erkent dit recht als fundamenteel. De uitspraak bevestigt dus niet alleen bestaande juridische beginselen, maar biedt ook een nieuw perspectief op hoe deze in de dagelijkse praktijk moeten worden toegepast, wat bijdraagt aan een grotere bewustwording en bescherming van kwetsbare minderheden in de moderne samenleving.