Arrest nr. 21126 van 30 maart 2023, uitgesproken door het Hof van Cassatie, biedt belangrijke verduidelijkingen met betrekking tot de preventieve inbeslagname van ondeelbare goederen. De uitspraak richt zich op het verzoek tot toewijzing ingediend door een derde mede-eigenaar te goeder trouw, en stelt dat het niet noodzakelijk is om een meerderheidsaandeel in het goed te bezitten om de goedkeuring van het verzoek te verkrijgen.
De preventieve inbeslagname, geregeld bij wetsdecreet nr. 159 van 2011, heeft als hoofddoel het plegen van ernstige misdrijven te voorkomen door individuen te ontdoen van illegaal verkregen goederen. De kwestie van het naast elkaar bestaan van meerdere mede-eigenaars wordt cruciaal bij ondeelbare goederen, aangezien het beheer en de toewijzing ervan complex kunnen zijn.
Preventieve inbeslagname van aandelen in ondeelbare goederen - Verzoek tot toewijzing door de derde mede-eigenaar te goeder trouw ex artikel 48, lid 7-ter, wetsdecreet nr. 159 van 2011 - Goedkeuring - Voorwaarden. Wat betreft de preventieve inbeslagname van aandelen in ondeelbare goederen, is het voor de goedkeuring van het toewijzingsverzoek ingediend door de derde mede-eigenaar te goeder trouw, niet noodzakelijk dat deze houder is van een meerderheidsaandeel in het goed, noch dat er overeenstemming is met de Nationale Autoriteit voor het Beheer en de Toewijzing van Beslaggenomen en Inbeslaggenomen Goederen.
Deze rechtsoverweging benadrukt twee fundamentele punten: ten eerste hoeft de derde mede-eigenaar niet noodzakelijkerwijs een meerderheidsaandeel te bezitten om zijn verzoek ingewilligd te zien. Dit vertegenwoordigt een belangrijke stap voorwaarts om de bescherming van de rechten van mede-eigenaars te goeder trouw te waarborgen, en zo besluitvormingsblokkades en onrechtvaardigheden te voorkomen. Ten tweede is er geen enkele overeenkomst vereist met de Nationale Autoriteit voor het Beheer en de Toewijzing van Beslaggenomen en Inbeslaggenomen Goederen, wat de mede-eigenaar meer autonomie geeft bij het beheer van het goed.
Samenvattend vertegenwoordigt arrest nr. 21126 van 2023 een belangrijke jurisprudentiële oriëntatie op het gebied van preventieve inbeslagname. Het benadrukt het belang van de bescherming van de rechten van mede-eigenaars te goeder trouw, en garandeert hen de mogelijkheid om toegang te krijgen tot ondeelbare goederen zonder de beperkingen die voorheen als noodzakelijk werden beschouwd. Deze aanpak bevordert niet alleen de rechtvaardigheid, maar biedt ook een duidelijker wettelijk kader voor het beheer van beslaggenomen goederen, en voorkomt conflicten tussen mede-eigenaars en instellingen.