Arrest nr. 18029 van 4 april 2023 vertegenwoordigt een belangrijke stap in de Italiaanse jurisprudentie met betrekking tot de toepassing van de niet-bestraffingsgrond voor de bijzondere geringheid van de daad, zoals bepaald in artikel 131-bis van het Wetboek van Strafrecht. Deze beslissing, uitgevaardigd door het Hof van Cassatie, verduidelijkt hoe gedragingen na de plegen van een misdrijf de beoordeling van de ernst ervan en, bijgevolg, de bestraffing van de dader kunnen beïnvloeden. In dit artikel analyseren we de belangrijkste punten van het arrest en de impact ervan op de juridische praktijk.
Artikel 131-bis van het Wetboek van Strafrecht, ingevoerd door de hervorming van 2022, bepaalt dat een misdrijf als van bijzondere geringheid kan worden beschouwd wanneer de toegebrachte schade minimaal is. Het recente arrest van het Hof van Cassatie heeft benadrukt hoe het gedrag van de verdachte, na het plegen van het misdrijf, kan worden geëvalueerd in de context van dit artikel. Het is echter essentieel te benadrukken dat dergelijk gedrag op zichzelf een misdrijf niet als van bijzondere geringheid kan kwalificeren als het dat op het moment van plegen nog niet was.
Niet-bestraffingsgrond voor de bijzondere geringheid van de daad – Art. 131-bis Wetboek van Strafrecht, zoals gewijzigd door art. 1, lid 1, sub c), nr. 1, d.lgs. nr. 150 van 2022 – Beoordeling van gedragingen na het misdrijf – Begrip. Voor de toepassing van de niet-bestraffingsgrond voor de bijzondere geringheid van de daad, wordt, door de wijziging van art. 131-bis Wetboek van Strafrecht door art. 1, lid 1, sub c), nr. 1, d.lgs. 10 oktober 2022, nr. 150, ook het gedrag van de verdachte na het plegen van het misdrijf relevant, dat echter op zichzelf geen geringe schade kan maken die dat op het moment van de daad niet was, en alleen kan worden gewaardeerd binnen het kader van de algehele beoordeling van de omvang van de toegebrachte schade, die moet worden uitgevoerd volgens de parameters van art. 133, eerste lid, Wetboek van Strafrecht.
Deze rechtsoverweging benadrukt het belang van een algehele analyse van de omstandigheden rondom het misdrijf, en onderstreept dat gedragingen na het feit moeten worden geëvalueerd in de context van de omvang van de schade. De beoordeling beperkt zich dus niet alleen tot de criminele daad, maar moet ook rekening houden met het gedrag van de verdachte na het feit.
Voor advocaten biedt dit arrest belangrijke inzichten in hoe zij hun cliënten kunnen verdedigen in zaken van geringe misdrijven. Het is cruciaal om bewijsmateriaal en getuigenissen te verzamelen die positief gedrag van de verdachte na het misdrijf kunnen aantonen, wat kan bijdragen aan een gunstiger oordeel. Enkele punten om te overwegen zijn:
Arrest nr. 18029 van 2023 vertegenwoordigt een belangrijke evolutie in de jurisprudentie met betrekking tot de bijzondere geringheid van de daad. Het nodigt uit tot een bredere en genuanceerdere beoordeling van misdrijven, waarbij niet alleen naar de daad zelf wordt gekeken, maar ook naar het gedrag van de verdachte na het feit. Deze aanpak zou kunnen leiden tot een eerlijker strafrechtelijk systeem, waarin de omstandigheden en het gedrag na het misdrijf adequaat worden overwogen in het besluitvormingsproces.