Arrest nr. 22993 van 21 augustus 2024 van het Hof van Cassatie behandelt een cruciale kwestie met betrekking tot de werkloosheidsuitkering verstrekt door de Sociale Zekerheid voor Werkgelegenheid (ASpI). In het bijzonder heeft het Hof zich uitgesproken over de verenigbaarheid van de detentiestaat van een individu met de mogelijkheid om de werkloosheidsuitkering te ontvangen, en de vereisten voor toegang tot deze uitkering verduidelijkt.
Volgens artikel 2, lid 1, van wetsdecreet nr. 181 van 2000 is de verklaring van onmiddellijke beschikbaarheid voor werkactiviteiten essentieel om als werkloos te worden beschouwd en aldus toegang te krijgen tot de ASpI. Het Hof heeft benadrukt dat deze verklaring niet onverenigbaar is met de detentiestaat, in tegenstelling tot wat in sommige eerdere uitspraken van lagere rechtbanken werd gesteld.
UITKERINGEN - IN HET ALGEMEEN Werkloosheidsuitkering verstrekt door de Sociale Zekerheid voor Werkgelegenheid (ASpI) - Verklaring van onmiddellijke beschikbaarheid voor werkactiviteiten - Noodzaak - Detentiestaat - Verenigbaarheid - Gevolgen voor de ingangsdatum van de uitkering - Specifieke casus. De verklaring van onmiddellijke beschikbaarheid voor werkactiviteiten, voorzien in artikel 2, lid 1, van wetsdecreet nr. 181 van 2000, vertegenwoordigt een constitutief element van de werkloosheidsstatus die relevant is voor het verkrijgen van de door de Sociale Zekerheid voor Werkgelegenheid (ASpI) verstrekte uitkering en is niet onverenigbaar met de detentiestaat, zodat de uitkering ingaat vanaf de indiening ervan. (In dit geval heeft het Hof van Cassatie het vonnis van de lagere rechtbank vernietigd dat het recht van de appellant erkende om de ASpI-werkloosheidsuitkering te ontvangen vanaf de dag na indiening van de administratieve aanvraag, in plaats van vanaf de datum van afgifte van de verklaring).
De beslissing van het Hof van Cassatie biedt belangrijke verduidelijkingen over de toegang tot de ASpI voor personen in detentie. Dit betekent dat:
Deze verduidelijkingen kunnen een aanzienlijke impact hebben op het leven van veel personen die, ondanks hun detentie, mogelijk recht hebben op een vorm van financiële ondersteuning.
Concluderend vertegenwoordigt arrest nr. 22993 van 21 augustus 2024 een stap voorwaarts in de bescherming van de rechten van werknemers en werklozen, door te verduidelijken dat het recht op een werkloosheidsuitkering niet mag worden aangetast door persoonlijke omstandigheden zoals detentie. Het is van fundamenteel belang dat burgers op de hoogte zijn van deze bepalingen om hun rechten op een bewuste en tijdige manier te kunnen uitoefenen.