Arrest nr. 15718 van 2023 van het Hof van Cassatie vertegenwoordigt een belangrijke reflectie op het onderwerp van procestermijnen, in het bijzonder met betrekking tot de indiening van pleitnota's bij de griffie. Met deze beslissing heeft het Hof enkele fundamentele aspecten van het strafproces verduidelijkt, waarbij de methode voor de berekening van de termijnen, zoals bepaald in artikel 127, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering, expliciet is gemaakt.
Het Hof onderzocht een zaak waarin het openbaar ministerie pleitnota's en bijbehorende bijlagen bij de griffie had ingediend slechts vier dagen voor de zitting die gepland was voor de behandeling van het verzoek tot cautie-appel. De centrale kwestie betrof de berekening van de termijn van vijf dagen vóór de zitting, en of het correct was om de dag van de zitting zelf en de dag van indiening van de pleitnota's mee te tellen in de berekening. Het Hof heeft bepaald dat zowel de "dies a quo" als de "dies ad quem" van de telling moeten worden uitgesloten, wat heeft geleid tot de vernietiging met verwijzing van de beschikking van de raadkamer.
Indiening van pleitnota's bij de griffie tot vijf dagen vóór de zitting ex art. 127, lid 2, Wetboek van Strafvordering – Berekening van de termijn – Uitsluiting van de "dies a quo" en de "dies ad quem" – Feiten. Wat betreft de procestermijnen, moeten voor de berekening van de termijn van vijf dagen vóór de zitting, zoals bepaald in art. 127, lid 2, Wetboek van Strafvordering voor de indiening van pleitnota's bij de griffie, zowel de "dies a quo" als de "dies ad quem" worden uitgesloten. (Feiten waarbij het Hof de beschikking van de raadkamer heeft vernietigd met verwijzing, omdat deze gebaseerd was op pleitnota's en bijbehorende bijlagen die vier dagen vóór de zitting voor de behandeling van het cautie-appel door het openbaar ministerie bij de griffie waren ingediend).
Dit arrest heeft een aanzienlijke impact op het beheer van procestermijnen. Het benadrukt het belang van een correcte interpretatie van de normen die de termijnen regelen, en draagt zo bij aan het waarborgen van een eerlijk en rechtvaardig proces. De belangrijkste juridische implicaties van het arrest kunnen als volgt worden samengevat:
Arrest nr. 15718 van 2023 vertegenwoordigt een belangrijke stap voorwaarts in het begrip en de toepassing van de regels inzake procestermijnen. De correcte interpretatie van de bepalingen van artikel 127, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering is cruciaal voor het waarborgen van de integriteit van het strafproces. Juridische professionals moeten bijzondere aandacht besteden aan deze aspecten, niet alleen om juridische problemen te voorkomen, maar ook om een eerlijk proces voor alle betrokken partijen te garanderen.