Het recente Gewijsde nr. 9965 van 12 april 2024, uitgevaardigd door het Hof van Cassatie, biedt een belangrijke reflectie op de kwestie van de nietigheid van vonnissen en de implicaties daarvan in civiele procedures. In het bijzonder heeft het Hof verduidelijkt dat een vonnis, ondanks dat het een beslissende inhoud heeft, radicaal nietig kan zijn als de motivering en het dictum verwijzen naar een andere zaak dan die welke wordt behandeld. Dit artikel beoogt de gevolgen van een dergelijke uitspraak in detail te onderzoeken.
In het onderhavige geval werd de gerechtelijke beslissing uitgevaardigd tegen de partijen in de procedure, maar de motivering en het dictum verwezen naar een zaak betreffende andere personen. Het Hof sloot uit dat het ging om een loutere "error facti", die relevant zou kunnen zijn volgens artikel 395, nr. 4, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (c.p.c.), en stelde in plaats daarvan dat het ging om een onherstelbare nietigheid.
NIETIGHEID - ONBESTAANBAARHEID Vonnissen met motivering en dictum betreffende een zaak tussen andere partijen dan de procespartijen - Error facti - Uitsluiting - Onherstelbare nietigheid - Bestaan - Grondslag. De gerechtelijke beslissing, met beslissende inhoud, uitgevaardigd tegen de partijen in de procedure, maar met motivering en dictum betreffende een andere zaak die andere personen betreft, is niet aangetast door een "error facti", relevant in de zin van artikel 395, nr. 4, c.p.c., maar door radicale nietigheid, die kan worden ingeroepen hetzij middels de gebruikelijke rechtsmiddelen (waaronder, in geval van een vonnis in hoger beroep, het cassatieberoep ex artikel 360, lid 1, nr. 4, c.p.c. wegens het totale ontbreken van motivering) hetzij middels een zelfstandige vordering tot negatieve vaststelling ("actio nullitatis"), die te allen tijde kan worden ingesteld.
Deze uitspraak benadrukt dat de nietigheid van een vonnis niet slechts een technische fout is, maar een kwestie van inhoud die het gehele juridische proces kan aantasten. Belanghebbende partijen kunnen gebruik maken van verschillende rechtsmiddelen, zoals het cassatieberoep, of een zelfstandige vordering tot negatieve vaststelling instellen, bekend als "actio nullitatis". Deze vordering kan te allen tijde worden ingesteld, waardoor partijen enige flexibiliteit krijgen bij de bescherming van hun rechten.
Het Hof verwees naar fundamentele bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name de artikelen 395 en 360, die respectievelijk de nietigheid van vonnissen en de beroepsmogelijkheden bij het Hof van Cassatie behandelen. Het is interessant op te merken hoe dit arrest past in een jurisprudentiële lijn die reeds is uitgetekend door eerdere uitspraken, zoals de arresten nr. 40883 van 2021 en nr. 9910 van 2021, die vergelijkbare kwesties hebben behandeld.