Het recente arrest van het Hof van Cassatie nr. 39289 van 4 oktober 2024 biedt belangrijke verduidelijkingen inzake schadevergoedingsvorderingen tegen gedetineerden of geïnterneerden, met name met betrekking tot de mogelijkheid van verrekening door het Ministerie van Justitie. Dit besluit past inderdaad in een complexe normatieve en jurisprudentiële context, en belicht de manieren waarop het Ministerie vorderingen die voortvloeien uit geldboetes kan inbrengen tegen gedetineerden.
In het onderhavige arrest heeft het Hof bepaald dat het Ministerie van Justitie, indien gedaagd, de bevoegdheid heeft om, overeenkomstig artikel 1243 van het Burgerlijk Wetboek, zekere, liquide en opeisbare vorderingen die het heeft op de gedetineerde, te verrekenen. Dit is met name relevant met betrekking tot strafrechtelijke veroordelingen die de betaling van geldboetes opleggen. Het Hof heeft verduidelijkt dat voor het gebruik van een dergelijke verrekening de overlegging van het executiebevel van de straf, uitgevaardigd door het openbaar ministerie, volstaat, zoals bepaald in artikel 656 van het Wetboek van Strafvordering.
Schadevergoedingsvordering krachtens artikel 35-ter van de ord. pen. - Vorderde schuld voor de geldboete - Verweer van verrekening ex artikel 1243 cod. civ. - Overlegging van het executiebevel van de straf - Voldoende - Redenen. Wat betreft de schadevergoedingsmaatregelen tegen gedetineerden of geïnterneerden bedoeld in artikel 35-ter ord. pen., kan het Ministerie van Justitie, indien gedaagd, de zekere, liquide en opeisbare vordering die het heeft op de gedetineerde als gevolg van zijn veroordeling tot betaling van een geldboete, verrekenen overeenkomstig artikel 1243 cod. civ. De overlegging van het executiebevel, uitgevaardigd door het openbaar ministerie krachtens artikel 656 cod. proc. pen., is hiertoe voldoende, aangezien dit het besluit is waarmee de veroordeling ten uitvoer wordt gelegd.
Deze uitspraak heeft aanzienlijke gevolgen voor gedetineerden, hun advocaten en het Ministerie van Justitie. In het bijzonder kunnen enkele belangrijke punten worden benadrukt:
Concluderend vertegenwoordigt arrest nr. 39289 van 2024 een fundamentele stap in het definiëren van de rol van het Ministerie van Justitie in schadevergoedingsvorderingen tegen gedetineerden. De mogelijkheid om vorderingen voor geldboetes te verrekenen, biedt een nieuwe dimensie aan de juridische dynamiek op dit gebied. Het is cruciaal dat alle betrokken partijen, van advocaten tot de gedetineerden zelf, zich bewust zijn van deze nieuwe bepalingen om opkomende juridische situaties optimaal aan te pakken. De door het Hof van Cassatie geboden juridische duidelijkheid draagt ten slotte bij aan een grotere billijkheid in de behandeling van schadevergoedingsverzoeken binnen het Italiaanse strafrechtelijk systeem.