De recente uitspraak nr. 40885 van 20 december 2021, gedaan door het Hof van Cassatie, heeft een significante discussie aangewakkerd over de toepasselijkheid van art. 141 van de Verzekeringswet (D.Lgs. n. 209/2005) in situaties van verkeersongevallen waarbij geen andere voertuigen betrokken zijn. De beslissing heeft belangrijke implicaties voor de schadevergoedingsrechten van passagiers, waardoor een verdere analyse noodzakelijk is.
Het beroep werd ingesteld door R.C., die schadevergoeding eiste voor de dood van zijn echtgenote, die omkwam bij een verkeersongeval op 1 november 2010. Het Hof van Beroep van Milaan had de vordering aanvankelijk afgewezen, omdat het van mening was dat art. 141 van de Verzekeringswet niet van toepassing was wegens de afwezigheid van betrokken voertuigen bij het ongeval. Het Hof van Cassatie heeft deze positie echter herzien en benadrukt de noodzaak van een ruimere interpretatie van de norm.
Het Hof benadrukte dat art. 141 ook moet worden toegepast bij afwezigheid van identificeerbare voertuigen, om een snellere schadevergoeding voor passagiers te garanderen.
Deze uitspraak sluit aan bij een jurisprudentiële tendens die gericht is op de bescherming van de rechten van passagiers. De belangrijkste overwegingen die uit de beslissing voortvloeien, zijn:
De uitspraak nr. 40885 van het Hof van Cassatie vertegenwoordigt een belangrijke stap in de juridische duidelijkheid met betrekking tot de rechten van passagiers bij verkeersongevallen. De extensieve interpretatie van art. 141 van de Verzekeringswet biedt een grotere bescherming aan personen die betrokken zijn bij verkeersongevallen, waardoor een eenvoudigere en directere toegang tot schadevergoeding wordt bevorderd. Deze jurisprudentiële tendens kan ook toekomstige beslissingen beïnvloeden, waardoor verdere reflectie op de rechten van passagiers en verzekeringsmaatschappijen noodzakelijk is.