Arrestatiebevel nr. 14710 van 27 maart 2024, gedeponeerd op 10 april 2024, vertegenwoordigt een belangrijke stap voorwaarts in het begrip van de ontvankelijkheid van strafbare feiten in het licht van recente wetswijzigingen. In het bijzonder heeft het Hof bepaald dat een vrijspraak die is uitgesproken wegens het ontbreken van de voorwaarde voor ontvankelijkheid van het strafbare feit, nietig is indien de rechter geen adequaat tegensprekelijk debat heeft toegestaan over de wijzigingen van de tenlastelegging.
Het arrest valt binnen de context van wetsbesluit nr. 150 van 2022, dat aanzienlijke wijzigingen heeft doorgevoerd op het gebied van de ontvankelijkheid van strafbare feiten. In het bijzonder voorziet het nieuwe wettelijke kader erin dat ook wijzigingen van de tenlastelegging, indien deze het strafbare feit ambtshalve ontvankelijk maken, door de rechter in aanmerking moeten worden genomen. Dit aspect is cruciaal, aangezien de mogelijkheid om een verzwarende omstandigheid aan te vechten niet mag worden genegeerd, vooral wanneer de rechter reeds een beslissing heeft genomen over de ontvankelijkheid.
Het Hof heeft benadrukt dat de schending van het tegensprekelijk beginsel een van de belangrijkste redenen is die leiden tot de nietigheid van de uitspraak. In het specifieke geval heeft de rechter de dialoog tussen de partijen beperkt tot de kwestie van de ontvankelijkheid, en nagelaten de aanvullende tenlastelegging van de verzwarende omstandigheid die door het openbaar ministerie was ingediend, in overweging te nemen. Deze aanpak heeft geleid tot een absoluut nietige beslissing.
STRAFBAARHEID - Latere ontvankelijkheid op aangifte van het strafbare feit na wetsbesluit nr. 150 van 2022 - Aanvullende tenlastelegging van verzwarende omstandigheid die ambtshalve ontvankelijkheid met zich meebrengt - Uitspraak van een vonnis ex art. 129 Wetboek van Strafvordering wegens gebrek aan aangifte - Conclusies van de partijen uitsluitend over de ontvankelijkheid - Gevolgen - Nietigheid van de uitspraak - Redenen. Een vrijspraak ex art. 129 Wetboek van Strafvordering wegens het ontbreken van de voorgeschreven voorwaarde voor ontvankelijkheid van het strafbare feit, in het licht van wetsbesluit 10 oktober 2022, nr. 150, is absoluut nietig van algemene orde, wegens schending van het tegensprekelijk beginsel, indien de rechter de dialoog tussen de partijen slechts heeft toegestaan over de kwestie van de ontvankelijkheid, en de wijziging van de tenlastelegging door het openbaar ministerie, door de tenlastelegging van een verzwarende omstandigheid die in abstracto het strafbare feit ambtshalve ontvankelijk maakt, als irrelevant, omdat deze te laat was, heeft beschouwd.
Arrestatiebevel nr. 14710 van 2024 herhaalt het belang van de naleving van het tegensprekelijk beginsel en de noodzaak om rekening te houden met de wetswijzigingen die tijdens de procedure zijn doorgevoerd. De beslissingen van de rechter moeten de complexiteit en dynamiek van het strafproces weerspiegelen, om een eerlijk recht op verdediging en de juiste toepassing van de wet te waarborgen. In een steeds evoluerend wettelijk kader is het van cruciaal belang dat alle betrokkenen bij het strafproces adequaat worden geïnformeerd en vertegenwoordigd.