De recente Uitspraak nr. 23262 van 28 augustus 2024, uitgevaardigd door het Hof van Cassatie, biedt belangrijke verduidelijkingen op het gebied van btw, met name met betrekking tot de toepassing van het principe van "cartolarità" bij niet-bestaande transacties. Deze uitspraak behandelt een cruciaal onderwerp voor bedrijven en professionals, en benadrukt de juridische implicaties van het mechanisme van de verleggingsregeling (reverse charge) en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.
Het geschil betreft de toepassing van de btw op transacties die, volgens de belastingdienst, niet-bestaand zijn. De kern van de kwestie is gebaseerd op de voldoening van de btw door de verkrijger via het mechanisme van de verleggingsregeling, zonder dat de leverancier het numerieke bedrag van de belasting correct op de factuur had vermeld. Het Hof herhaalt met deze uitspraak het belang van "cartolarità" bij de behandeling van btw, en verwijst naar artikel 17, lid 3, van het d.P.R. nr. 633 van 1972.
Uitsluiting - Toepassing van het principe van "cartolarità" ex art. 17, lid 3, van d.P.R. nr. 633 van 1972 - Grondslag. Inzake niet-bestaande transacties, de voldoening van de btw met het mechanisme van de verleggingsregeling door de verkrijger, zonder dat deze door de leverancier in zijn numerieke omvang op de factuur is vermeld, zoals voortvloeiend uit de rekenkundige berekening door toepassing van het tarief op de belastbare basis, leidt tot de toepassing van het zogenaamde principe van "cartolarità" van art. 17, lid 3, van d.P.R. nr. 633 van 1972, aangezien de enkele vermelding op de factuur van de verschuldigdheid van de btw en de afwikkeling ervan - vermelding die noodzakelijkerwijs door de leverancier die het boekhoudkundige document opstelt, wordt gedaan, zowel voor de doorbelasting als voor de aftrek, volgens de procedure van de verleggingsregeling die de verkrijger in zijn boekhouding moet toepassen - een element is dat de leverancier/dienstverrichter tot schuldenaar van de belasting maakt en evenzo de niet-aftrekbaarheid van de aldus voldane btw voor de verkrijger/opdrachtgever, die de belasting heeft afgewikkeld en afgetrokken door de verleggingsregeling toe te passen, in stand houdt.
De uitspraak verduidelijkt dat, zelfs bij afwezigheid van een correcte vermelding van het btw-bedrag op de factuur, de leverancier toch verantwoordelijk kan worden gehouden voor de betaling van de belasting. Dit impliceert een gedeelde verantwoordelijkheid tussen leverancier en verkrijger voor de naleving van de fiscale wetgeving, en benadrukt het belang van een correcte facturatie en fiscale documentatie.
De aanwijzingen van het Hof van Cassatie in uitspraak nr. 23262 van 2024 hebben diverse implicaties voor bedrijven en professionals:
Concluderend vertegenwoordigt Uitspraak nr. 23262 van 2024 een belangrijke stap voorwaarts in het begrip van de fiscale verantwoordelijkheden met betrekking tot btw bij niet-bestaande transacties. Het Hof van Cassatie heeft, door te verwijzen naar het principe van "cartolarità", duidelijkheid verschaft over hoe facturen en fiscale registraties correct moeten worden beheerd, en benadrukt dat correcte documentatie essentieel is om boetes en geschillen te voorkomen. Bedrijven moeten daarom bijzondere aandacht besteden aan hun fiscale beheer, zodat zij kunnen opereren in overeenstemming met de geldende bepalingen en de juridische en financiële risico's tot een minimum kunnen beperken.