De recente tussenkomst van het Hooggerechtshof van Cassatie, met arrest nr. 34811 van 16 september 2024, heeft cruciale aspecten van frauduleuze faillissementen belicht, met name met betrekking tot de figuur van de feitelijke bestuurder. Het arrest richt zich op de zaak van A.A., veroordeeld voor frauduleus faillissement met betrekking tot documentatie als gevolg van ontoereikende boekhoudkundige bescheiden, waarbij de strafrechtelijke verantwoordelijkheden met betrekking tot het bedrijfsbeheer worden benadrukt.
Het Hof van Beroep van Milaan had de veroordeling van A.A. bevestigd wegens het achterhouden van de boekhoudkundige bescheiden van de vennootschap ERRE 8 Srl, waardoor de positie van de schuldeisers werd verergerd en de verificatieoperaties door de curator werden gecompromitteerd. In het bijzonder heeft het Hof van Cassatie benadrukt dat het subjectieve element van het misdrijf van frauduleus faillissement met betrekking tot documentatie zich voordoet met de wetenschap en wil om de boekhoudkundige bescheiden niet in acht te nemen, waardoor de reconstructie van het vermogen onmogelijk wordt.
Het Hof heeft herhaald dat het onregelmatige beheer van de boekhoudkundige bescheiden een strafrechtelijk relevant gedrag vormt.
A.A. heeft beroep ingesteld op basis van vier hoofdoorzaken, die allemaal door het Hof zijn afgewezen. Onder de betwistingen heeft de beklaagde de onbruikbaarheid van de getuigenverklaringen, het gebrek aan zeker bewijs van zijn rol als feitelijke bestuurder en de aanvraag voor verzachtende omstandigheden aangevoerd. Het Hof van Cassatie heeft deze redenen echter ongegrond geacht en de toelaatbaarheid van het verzamelde bewijs en de consistentie van de motivering van het aangevochten arrest benadrukt.
Het geanalyseerde arrest biedt een belangrijke reflectie op de verantwoordelijkheid van bestuurders in geval van frauduleus faillissement. Het benadrukt dat de feitelijke bestuurder, zoals A.A., strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld, zelfs bij afwezigheid van een formele erkenning van zijn rol. De juridische gevolgen zijn aanzienlijk, aangezien het niet naleven van de boekhoudkundige voorschriften en het onregelmatige beheer van de bescheiden tot zware sancties kan leiden. Concluderend heeft het Hof van Cassatie de noodzaak van strikte naleving van de wettelijke bepalingen inzake faillissementen bevestigd, waarbij het beginsel wordt herhaald dat elke bestuurder de transparantie en de juistheid van de boekhoudkundige bescheiden moet waarborgen.