De recente beschikking van het Hof van Cassatie nr. 9221 van 2024, voorgezeten door president C. M. en rapporteur A. P., biedt belangrijke inzichten voor het begrijpen van de relatie tussen het verzoek om betaling in termijnen van belastingen en de stuiting van de verjaring. In het bijzonder verduidelijkt de uitspraak dat een dergelijk verzoek, zelfs indien vergezeld van voorbehouden met betrekking tot rechten verbonden aan eventuele gerechtelijke vaststellingen, een erkenning van de schuld vormt en bijgevolg de verjaring stuit, zoals bepaald in artikel 2944 van het Burgerlijk Wetboek.
Het Hof heeft bepaald dat het verzoek om betaling in termijnen geen specifieke erkenningsintentie van de schuldenaar vereist. Dit impliceert dat, zelfs bij afwezigheid van een expliciete uiting van schuldenerkenning, de loutere handeling van het aanvragen van betaling in termijnen significante juridische gevolgen heeft. Dit is met name relevant in de context van een faillissementscurator, waar de zekerheid van de datum van het verzoek om betaling in termijnen de tegenwerpelijkheid aan de curator kan beïnvloeden.
Verzoek om betaling in termijnen en vereenvoudigde afwikkeling van belastingen - Stuiting van de verjaring - Relevantie - Erkenningsintentie - Noodzakelijkheid - Uitsluiting - Feiten met betrekking tot tegenwerpelijkheid aan de curator. Het verzoek om betaling in termijnen en vereenvoudigde afwikkeling van belastingen, hoewel vergezeld van een voorbehoud van rechten verbonden aan de uitkomst van lopende gerechtelijke vaststellingen, vormt een erkenning van schuld, waaraan artikel 2944 van het Burgerlijk Wetboek het stuitende effect op de verjaring koppelt, aangezien het een rechtshandeling in strikte zin is, van niet-ontvankelijke aard, die van degene die deze verricht geen specifieke erkenningsintentie vereist, maar alleen de vrijwilligheid en de bewustheid van het bestaan van de schuld. (In dit geval heeft het Hof van Cassatie de bestreden beslissing verbroken, waarbij is benadrukt dat het besluit tot goedkeuring van het verzoek om betaling in termijnen van belastingen een zekere datum had die voorafging aan de faillietverklaring en daarom tegenwerpelijk was aan de curator, zelfs voor het deel dat verwees naar het verzoek tot goedkeuring van de door de schuldenaar ingediende regeling).
De praktische gevolgen van deze beslissing zijn van groot belang voor schuldenaren en voor professionals in de juridische sector. De uitspraak benadrukt immers het belang van het in overweging nemen van de datum van indiening van het verzoek om betaling in termijnen, aangezien deze een cruciale rol kan spelen in het kader van een faillissementsprocedure. Het Hof van Cassatie heeft een eerdere beslissing verbroken, waarbij is benadrukt dat het besluit tot goedkeuring van het verzoek om betaling in termijnen een zekere datum had die voorafging aan de faillietverklaring, waardoor het tegenwerpelijk was aan de curator.
Samenvattend vertegenwoordigt de beschikking nr. 9221 van 2024 een belangrijke normatieve verduidelijking op het gebied van schuldenerkenning en stuiting van de verjaring. De uitspraak bevestigt dat het verzoek om betaling in termijnen van belastingen niet alleen een relevante juridische handeling is, maar ook directe gevolgen heeft voor de mogelijkheid om een dergelijke schuld tegenwerpelijk te maken in complexe contexten zoals die van een faillissementscurator. Het is van fundamenteel belang voor schuldenaren en hun juridische adviseurs om deze aspecten in overweging te nemen om een effectief beheer van hun schuldenpositie te waarborgen.