Arrest nr. 9723 van 10 april 2024 van het Hof van Cassatie vormt een belangrijk referentiepunt voor het fiscaal recht, met name wat betreft het bewijs van objectief niet-bestaande transacties met betrekking tot btw. In deze beschikking heeft de rechter duidelijk de rollen en verantwoordelijkheden tussen de belastingdienst en de belastingplichtige vastgesteld, en een regelgevend kader geboden in een complexe context.
De centrale kwestie van het arrest betreft de bewijslast met betrekking tot het bestaan van objectief niet-bestaande transacties. Het Hof heeft herhaald dat deze bewijslast bij de belastingdienst ligt. Deze kan aan deze taak voldoen door middel van eenvoudige vermoedens, zoals bijvoorbeeld het ontbreken van een adequate organisatiestructuur. Dit betekent dat, indien de belastingdienst het niet-bestaan van de transactie niet kan aantonen, de belastingplichtige de kosten zou moeten kunnen aftrekken en de btw zou moeten kunnen terugvorderen.
Objectief niet-bestaande transacties - Bewijs van niet-bestaan - Inferentieel proces - Presuntieve elementen – Voldoendeheid - Tegenbewijs door de belastingplichtige - Inhoud. Wat btw betreft, ligt de bewijslast met betrekking tot het bestaan van objectief niet-bestaande transacties bij de belastingdienst en kan deze worden vervuld door middel van eenvoudige vermoedens, zoals het ontbreken van een adequate organisatiestructuur (lokalen, middelen, personeel, nutsvoorzieningen), terwijl het aan de belastingplichtige is om, voor de aftrek van btw en de aftrek van de bijbehorende kosten, het werkelijke bestaan van de betwiste transacties te bewijzen, aangezien deze last niet geacht kan worden te zijn vervuld door de overlegging van de factuur of op grond van de formele correctheid van de boekhoudkundige bescheiden of de gebruikte betalingsmiddelen, aangezien deze doorgaans juist worden gebruikt om een fictieve transactie reëel te laten lijken.
Een cruciaal aspect van het arrest betreft de verplichting van de belastingplichtige om het werkelijke bestaan van de betwiste transacties aan te tonen. In het bijzonder is het niet voldoende om facturen of correcte boekhoudkundige documentatie te overleggen om de realiteit van de transacties aan te tonen. Deze verduidelijking is van fundamenteel belang voor belastingplichtigen, aangezien het de noodzaak van robuustere en gedetailleerdere documentatie benadrukt.
Arrest nr. 9723 van 2024 biedt een duidelijke afbakening van de rollen en verantwoordelijkheden in de context van objectief niet-bestaande transacties. Het biedt een belangrijke leidraad voor zowel de belastingdienst als de belastingplichtigen, en stelt een principe van billijkheid en duidelijkheid vast op het gebied van btw. Het vermogen om het bestaan van de betwiste transacties aan te tonen, wordt daarom een sleutelcomponent voor fiscale planning en het beheer van risico's in verband met fiscale aanslagen.