Het recente arrest nr. 8754 van 3 april 2024 van het Hof van Cassatie heeft een aanzienlijke impact gehad op de vergoeding van bestuursleden van provinciale afvalverwerkingsconsortia. Het Hof heeft bepaald dat het recht op vergoeding van dergelijke leden niet onderhevig is aan vermindering, maar aan totale intrekking, conform de geldende wetgeving. Deze beslissing roept belangrijke vragen op over de toepassing van wettelijke bepalingen inzake openbaar bestuur en het beheer van openbare diensten.
De kern van het arrest betreft de interpretatie van de Wet van 2010, nr. 78, met name de artikelen 5 en 6. Artikel 5, lid 7, bepaalt duidelijk dat het recht op vergoeding voor de leden van het bestuur van een consortium van lokale overheden voor de verwerking van stedelijk afval wordt ingetrokken. Daarentegen voorziet artikel 6, lid 3, slechts in een vermindering van de vergoeding, maar alleen onder specifieke omstandigheden. Het Hof heeft derhalve benadrukt dat artikel 5 een specifieke bepaling vormt die voorrang heeft op de meer algemene bepaling van artikel 6.
Vastgesteld recht op vergoeding - Leden van het bestuur van een provinciaal consortium voor de verwerking van stedelijk afval - Vermindering van de vergoeding ex art. 6, lid 3, Wet van 2010, nr. 78, zoals gewijzigd in Wet van 2010, nr. 122 - Niet van toepassing - Intrekking van de vergoeding ex art. 5, lid 7, van dezelfde Wet van 2010 - Toepasselijkheid - Redenen. Het recht op vergoeding van de leden van het bestuur van een consortium van lokale overheden voor de verwerking van stedelijk afval moet worden geacht te zijn ingetrokken door art. 5, lid 7, laatste zin, Wet van 2010, nr. 78, zoals gewijzigd door Wet van 2010, nr. 122, een bepaling die niet alleen van toepassing is op houders van politieke functies en die specifiek is ten opzichte van art. 6, lid 3, van dezelfde Wet van 2010, die slechts een vermindering van de vergoeding voorziet, mede omdat het beginsel van onbezoldigde bestuursfuncties bij geassocieerde vormen van beheer van openbare diensten en functies door lokale overheden wordt uitgesproken met het oog op de vermindering van de lasten van de overheidsfinanciën.
De beslissing van het Hof heeft diverse praktische implicaties:
Concluderend vertegenwoordigt arrest nr. 8754 van 2024 een fundamenteel referentiepunt in de regelgeving inzake de vergoeding van bestuursleden van afvalverwerkingsconsortia. Het Hof heeft niet alleen de intrekking van de vergoeding bevestigd, maar ook het belang van onbezoldigdheid in het openbaar bestuur herbevestigd. Deze aanwijzingen kunnen toekomstige juridische interpretaties en administratieve praktijken beïnvloeden, en benadrukken de inzet voor een efficiënter en duurzamer beheer van publieke middelen.