Arrest nr. 15655 van 13 maart 2024, uitgesproken door het Hof van Cassatie, biedt belangrijke inzichten in de bevoegdheid tot het indienen van een klacht in geval van onttrekking van beslagen of in beslag genomen goederen. In het bijzonder verduidelijkt de beslissing de rechten van twee categorieën personen: de begunstigde van de toewijzing en de beslagleggende schuldeiser, waarbij de nadruk wordt gelegd op hoe beiden door dergelijk onrechtmatig gedrag kunnen worden benadeeld.
Het misdrijf van onttrekking van beslagen goederen wordt geregeld door artikel 388, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Deze bepaling voorziet in sancties voor degenen die goederen die onderworpen zijn aan een beslag of inbeslagname onttrekken of beschadigen, en benadrukt het belang van de bewaring van de betreffende goederen. Het onderhavige arrest past in een context van toenemende aandacht voor de rechten van begunstigden van toewijzingen en schuldeisers in het executieproces.
Bevoegde personen tot het indienen van een klacht - Identificatie - Redenen - Feiten. De bevoegdheid tot het indienen van een klacht voor het misdrijf, voorzien in art. 388, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, van onttrekking van beslagen of in beslag genomen goederen, gepleegd door de eigenaar-bewaarder, komt zowel toe aan de begunstigde van de toewijzing, als benadeeld in het recht om het goed te verkrijgen, als aan de beslagleggende schuldeiser, die, zelfs indien hij is voldaan door de verkregen verkoopprijs, blootstaat aan acties van de begunstigde van de toewijzing die de toewijzing zou betwisten wegens niet-nakoming van de bewaringsplichten. (Feiten met betrekking tot de verwijdering van goederen die toebehoren aan het beslagen onroerend goed, in strijd met de verplichting van de geëxecuteerde om het geheel in zijn integriteit te bewaren).
Het Hof heeft bepaald dat beide personen, de begunstigde van de toewijzing en de beslagleggende schuldeiser, het recht hebben om een klacht in te dienen. Dit is met name belangrijk omdat, hoewel de schuldeiser de verkoopprijs heeft ontvangen, zijn blootstelling aan mogelijke betwistingen door de begunstigde van de toewijzing niet mag worden onderschat. Op deze manier benadrukt het arrest het belang van de bescherming van rechten in de executiefase.
Dit arrest vertegenwoordigt een belangrijke stap naar meer billijkheid in executieprocedures, waarbij wordt gegarandeerd dat alle betrokkenen hun rechten kunnen verdedigen in geval van onrechtmatige handelingen met betrekking tot beslagen goederen.
Concluderend verduidelijkt arrest nr. 15655 van 2024 van het Hof van Cassatie niet alleen de bevoegde personen om een klacht in te dienen wegens onttrekking van beslagen goederen, maar benadrukt het ook het belang van bewaring en bescherming van de rechten van alle betrokkenen in het executieproces. Het is van fundamenteel belang dat iedereen die zich in een vergelijkbare situatie bevindt, zich bewust is van zijn rechten en van de juridische stappen die hij kan ondernemen om deze te beschermen.