Het recente arrest nr. 11464 van 29 april 2024, uitgesproken door het Hof van Cassatie, behandelt een cruciale kwestie met betrekking tot de verrekening van fiscale vorderingen, met name btw, in situaties van faillissement en andere insolventieprocedures. Deze uitspraak past in een complexe wettelijke context, waarin de rechten van schuldeisers en de bevoegdheden van de belastingdienst zorgvuldig moeten worden afgewogen.
De zaak betreft de aanvraag tot terugbetaling van een btw-vordering die is ontstaan tijdens een insolventieprocedure en vervolgens is overgedragen. Het Hof heeft bepaald dat de belastingdienst de bevoegdheid heeft om "homogene" fiscale vorderingen, dat wil zeggen vorderingen die eveneens na aanvang van de insolventieprocedure zijn ontstaan, in mindering te brengen. Deze beslissing heeft belangrijke implicaties voor partijen die betrokken zijn bij insolventieprocedures, aangezien het de positie van de belastingdienst met betrekking tot de verrekening van fiscale vorderingen verduidelijkt.
De belastingdienst kan, indien een aanvraag tot terugbetaling van een btw-vordering die is ontstaan tijdens een insolventieprocedure en vervolgens is overgedragen, legitiem aan de cessionaris die de aanvraag indient, "homogene" fiscale vorderingen in mindering brengen, dat wil zeggen vorderingen die eveneens na aanvang van de insolventieprocedure zijn ontstaan, zonder dat de met de sluiting van de procedure verband houdende kwijtingsgevolgen de verrekening belemmeren; in dat geval is de belastingdienst echter belast met het bewijs van het bestaan van de in mindering gebrachte fiscale vorderingen in rechte, waarbij de enkele overlegging van rolbescheiden niet volstaat.
Deze rechtsoverweging benadrukt enkele fundamentele aspecten:
Het arrest nr. 11464 van 2024 vertegenwoordigt een belangrijke uitspraak voor de Italiaanse jurisprudentie op het gebied van fiscaal recht en insolventieprocedures. Het verduidelijkt de positie van de belastingdienst en de rechten van cessionarissen van btw-vorderingen, en stelt een fundamenteel principe vast: verrekening is mogelijk, maar moet voldoen aan welomschreven criteria en de belastingdienst moet haar vorderingen adequaat kunnen aantonen. Dit evenwicht tussen de rechten van schuldeisers en de bevoegdheden van de belastingdienst is essentieel om een correcte afwikkeling van insolventieprocedures en de bescherming van de belangen van alle betrokken partijen te waarborgen.