Het recente Arrest nr. 8635 van 2 april 2024, uitgesproken door het Hof van Cassatie, behandelt een cruciaal aspect van de stedenbouwkundige regelgeving met betrekking tot de plannen voor sociale en volkshuisvesting (PEEP). De beslissing benadrukt het onderscheid tussen de partijen die rechtstreeks betrokken zijn bij het sluiten van de overeenkomsten en de latere kopers, en verduidelijkt de aard van de betreffende verplichtingen. Dit artikel beoogt de juridische implicaties van dit arrest te verdiepen en enkele fundamentele concepten te verduidelijken.
Het arrest specificeert dat de 'propter rem' reële aard van de verplichting uitsluitend van toepassing is op de partijen die de bouwovereenkomst hebben gesloten of aangevraagd. Dit impliceert dat alleen degenen die rechtstreeks de verkavelings- of urbanisatieprocedure hebben geïnitieerd, aan deze verplichting zijn onderworpen. Voor latere kopers daarentegen moet de bron van de verplichting op contractueel niveau worden gevonden, wat een specifieke contractuele afspraak vereist.
De gevolgen van dit arrest zijn relevant voor het beheer van de verplichtingen die voortvloeien uit PEEP. In de eerste plaats verduidelijkt het dat latere kopers niet automatisch gehouden kunnen worden geacht de kosten voor de gronden en de urbanisatielasten te dragen, tenzij er een duidelijke contractuele afspraak is gemaakt. Dit punt is van fundamenteel belang om toekomstige geschillen te voorkomen en een duidelijk juridisch kader voor alle betrokken partijen vast te stellen.
Reële aard 'propter rem' - Beperkingen - Toepasbaarheid ten opzichte van latere kopers - Uitsluiting - Gevolgen. Wat betreft de terugvordering van de kosten die de lokale overheid heeft gemaakt voor de betaling van de gronden bestemd voor de realisatie van het plan voor sociale en volkshuisvesting (PEEP), evenals de bijbehorende lasten van primaire en secundaire urbanisatie, geldt dat de zogenaamde reële aard "propter rem" van de verplichting alleen betrekking heeft op de partijen die de betreffende overeenkomst hebben gesloten of aangevraagd, of die de bouw hebben gerealiseerd met gebruikmaking van de vergunning die aan hun rechtsvoorganger is verleend. Degenen die later kopers zijn geworden, zijn hiervan uitgesloten, aangezien voor laatstgenoemden de bron van de verplichting op contractueel niveau moet worden gevonden. Daarom is voor de afdwingbaarheid van de betreffende prestatie vereist dat zij een uitdrukkelijke contractuele afspraak hebben gemaakt.
Concluderend vertegenwoordigt arrest nr. 8635 van 2024 een belangrijke stap voorwaarts in het verduidelijken van de verplichtingen in verband met PEEP, en vestigt het een solide juridische precedent. Het benadrukt daarom de noodzaak van een duidelijke definitie van contractuele verantwoordelijkheden, met name voor partijen die later rechten verwerven. Professionals in de sector, evenals burgers, moeten aandacht besteden aan deze details om toekomstige juridische problemen te voorkomen.