De recente uitspraak van het Hof van Cassatie nr. 22664 van 12 augustus 2024 heeft het debat over de in- of uitgaven van kosten in de context van fiscale aftrekbaarheid voor bedrijven nieuw leven ingeblazen. De kernvraag betreft de definitie van in- of uitgaven en de praktische toepassing ervan, met name tijdens de opstartfase van een bedrijf. In dit artikel onderzoeken we de betekenis van deze uitspraak en analyseren we hoe deze bedrijfsbeslissingen en fiscale planning kan beïnvloeden.
Volgens het Hof mag de eis van in- of uitgaven van aftrekbare kosten niet uitsluitend worden beoordeeld op basis van inkomsten, maar moet deze verband houden met de ondernemingsactiviteit als geheel. Dit impliceert dat het niet volstaat om aan te tonen dat een kost is gemaakt; het is noodzakelijk dat deze daadwerkelijk instrumenteel is voor het genereren van inkomsten. In dit specifieke geval vernietigde het Hof de eerdere uitspraak die de aftrekbaarheid van een kost in verband met de aankoop van een fabriek had uitgesloten, omdat de tijd die verstreken was sinds de start-up als een bepalende factor werd beschouwd.
Bedrijfswinst - Kosteninherentie - Definitie - Verwijzing naar een transactie die inkomsten kan genereren - Configuratie - Redenen - Feiten. Wat betreft bedrijfswinst, heeft de eis van in- of uitgaven van aftrekbare kosten betrekking op hun compatibiliteit, coherentie en correlatie, niet zozeer met de inkomsten zelf, maar met de uitoefening van de ondernemingsactiviteit die inkomsten kan genereren. (In dit geval vernietigde het Hof de aangevochten uitspraak, die de aankoop van een fabriek, die later aan derden werd verhuurd, tijdens de opstartfase als niet-inherent had beschouwd, vanwege de verstreken tijd ten opzichte van de start van de activiteit, zonder te beoordelen of deze kost daadwerkelijk instrumenteel was voor de uitoefening van de totale ondernemingsactiviteit of daaraan vreemd was).
Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor bedrijven, met name voor startende bedrijven. Bedrijven moeten zich ervan bewust zijn dat kosten die in de beginperiode worden gemaakt, aftrekbaar kunnen zijn, mits ze duidelijk verband houden met de ondernemingsactiviteit. Het is daarom essentieel dat ondernemers een nauwkeurige en gedetailleerde documentatie bijhouden van de gemaakte kosten om hun in- of uitgaven aan te tonen.
Concluderend vertegenwoordigt de uitspraak nr. 22664 van 2024 een belangrijke stap in het verduidelijken van het concept van kosteninherentie in bedrijfswinst. Het benadrukt de noodzaak om de ondernemingscontext in overweging te nemen en niet alleen de directe inkomsten bij het beoordelen van aftrekbare kosten. Bedrijven, met name startende bedrijven, moeten aandacht besteden aan deze aanwijzingen om een correcte fiscale beheer te garanderen en de mogelijkheden voor aftrekbaarheid te maximaliseren.