Het recente arrest nr. 24334 van 4 mei 2023 van het Hof van Cassatie biedt een belangrijke verduidelijking op het gebied van verduistering, met name met betrekking tot de toe-eigening van immateriële goederen. Dit arrest past in een complexe juridische context, waarin de interpretatie van de regels aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de verantwoordelijkheid van ambtenaren. Het Hof heeft bevestigd dat het misdrijf van verduistering kan worden vastgesteld wanneer een ambtenaar zich een vorderingsrecht van de overheid toe-eigent, door oneigenlijk gebruik te maken van fiscale vorderingen van derden.
De zaak betrof G. V., een ambtenaar belast met de inning van gelden voor de overheid. Het Hof analyseerde het gedrag van V., die compensatieoperaties uitvoerde tussen belastingvorderingen die toebehoorden aan onwetende belastingbetalers en belastingschulden die in de boeken stonden, wat resulteerde in een schijnbare boekhoudkundige kwijting van deze schulden. Dit riep vragen op over de wettigheid van dergelijke operaties en hun verenigbaarheid met het legaliteitsbeginsel in het strafrecht.
Het misdrijf van verduistering kan worden vastgesteld in geval van toe-eigening van een immaterieel goed met economische waarde, zoals een vorderingsrecht waarover de overheid juridisch de beschikking heeft, gerealiseerd door middel van oneigenlijke compensatieoperaties van dit recht met schulden die bij de overheid zijn ontstaan. (Geval met betrekking tot de boekhoudkundige kwijting, bevolen door het hoofd van de inning van Equitalia door toegang te krijgen tot het desbetreffende informaticaplatform, van schulden die op derden-begunstigden rustten, door middel van het gebruik van belastingvorderingen die toebehoorden aan onwetende belastingbetalers).
Het arrest benadrukt het belang van een strikte toepassing van de regels die het beheer van publieke goederen regelen. In het bijzonder moeten de beginselen vastgelegd in artikel 314 van het Wetboek van Strafrecht, dat verduistering regelt, worden geïnterpreteerd in een context die de economische aard van immateriële goederen erkent. Deze interpretatie sluit aan bij recente standpunten van het Constitutionele Hof, dat het belang van transparantie en wettigheid in de werking van openbare kantoren heeft herbevestigd.
Arrest nr. 24334 van 2023 vertegenwoordigt een belangrijke stap in de strijd tegen verduistering en machtsmisbruik door ambtenaren. Het benadrukt hoe de toe-eigening van immateriële goederen door middel van oneigenlijke operaties niet alleen een misdrijf vormt, maar ook het vertrouwen van burgers in de instellingen kan ondermijnen. Het is van fundamenteel belang dat ambtenaren zich bewust zijn van de juridische gevolgen van hun handelingen, met name in een context waarin het beheer van publieke goederen de grootste aandacht en naleving van de geldende regelgeving vereist.