De uitspraak nr. 10639 van 2024: aansprakelijkheid van voormalige vereffenaars en het procedurele hoorrecht

De recente beschikking nr. 10639 van het Hof van Cassatie van 19 april 2024 biedt relevante verduidelijking met betrekking tot de aansprakelijkheid van voormalige vereffenaars in geval van ontbinding van een vennootschap. De beslissing behandelt met name de wijze van betwisting van aanslagbiljetten en de bevoegdheid daartoe, en stelt fundamentele beginselen vast voor professionals in het fiscaal recht.

De wettelijke context en de juridische kwestie

Het Hof heeft zich uitgesproken over een zaak waarin een aanslagbiljet was betekend aan een voormalige vereffenaar van een vennootschap die was ontbonden vóór de inwerkingtreding van bepaalde wettelijke bepalingen. In het bijzonder verduidelijkt de uitspraak dat, in geval van ontbinding van de belastingplichtige vennootschap vóór de inwerkingtreding van artikel 28, lid 4, van wetsbesluit nr. 175 van 2014, de bezwaren betreffende de schending van het procedurele hoorrecht alleen door de opvolgende vennoten kunnen worden aangevoerd en niet door de voormalige vereffenaar.

In het algemeen. In geval van ontbinding van de belastingplichtige vennootschap vóór de inwerkingtreding van artikel 28, lid 4, van wetsbesluit nr. 175 van 2014, zijn de bezwaren betreffende de schending van het procedurele hoorrecht als bedoeld in artikel 12, lid 7, van wet nr. 212 van 2000 uitsluitend aanvoerbaar door de opvolgende vennoten van de vennootschap en niet ook door de voormalige vereffenaar, aan wie het aanslagbiljet is betekend om zijn aansprakelijkheid te doen gelden, krachtens artikel 2945 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 36 van het Koninklijk Besluit nr. 602 van 1973.

Analyse van de beslissing

Het Hof heeft verduidelijkt dat de voormalige vereffenaar niet de actieve bevoegdheid heeft om het aanslagbiljet te betwisten, aangezien zijn aansprakelijkheid is gebaseerd op specifieke regels, zoals artikel 2945 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 36 van het Koninklijk Besluit nr. 602 van 1973. Dit betekent dat, hoewel de voormalige vereffenaar de ontvanger van aanslagbiljetten kan zijn, hij niet het recht heeft zich tegen dergelijke akten te verzetten indien de vennootschap reeds is ontbonden. De beslissing benadrukt derhalve het belang van de rol van de opvolgende vennoten, die de nodige bevoegdheid behouden om eventuele rechten of betwistingen te doen gelden.

• Aansprakelijkheid van voormalige vereffenaars en opvolgende vennoten.
• Procedureel hoorrecht en de implicaties daarvan.
• Referentiewetgeving en de praktische toepassing ervan.

Conclusies

Samenvattend vertegenwoordigt de uitspraak nr. 10639 van 2024 een belangrijk referentiepunt voor juridische professionals en specialisten in de fiscale sector. Het verduidelijkt dat de bevoegdheid om aanslagbiljetten te betwisten in geval van ontbinding van een vennootschap is voorbehouden aan de opvolgende vennoten, waardoor elke mogelijkheid tot betwisting door voormalige vereffenaars wordt uitgesloten. Deze verduidelijking biedt niet alleen begeleiding voor het beheer van fiscale verantwoordelijkheden in complexe contexten, maar onderstreept ook de noodzaak van een correcte interpretatie van de geldende normen, met name die met betrekking tot het procedurele hoorrecht.