De uitspraak van het Hof van Cassatie nr. 6446 van 2024 vertegenwoordigt een belangrijke stap voorwaarts in de bescherming van de rechten van luchtvaartpassagiers bij vertragingen. In deze beschikking onderzocht het Hof de zaak van een passagier die, vanwege een vertraging van bijna zes uur, compensatie had geëist volgens Verordening EG nr. 261/2004. Het Hof bevestigde dat het recht op compensatie niet afhankelijk is van de fysieke aanwezigheid van de passagier op de luchthaven tijdens de vertraging, maar van het enkele feit dat de vertraging zich voordoet.
A.A. had luchtvaartmaatschappij Neos Spa gedagvaard om een compensatie van € 600 te eisen, stellende dat de vertraging van de vlucht ongemak had veroorzaakt. De luchtvaartmaatschappij betwistte het recht op compensatie en beweerde dat A.A. op de hoogte was gesteld van de herplanning van de vlucht en dus geen werkelijk ongemak had geleden. De Vrederechter wees de vordering echter af, terwijl de Rechtbank van Busto Arsizio, in hoger beroep, de vordering van A.A. toewees.
Het recht op financiële compensatie voor de passagier van een vertraagde vlucht vloeit niet voort uit het ongemak van het zenuwslopende wachten op de luchthaven, maar uit het feit dat de vertraging van meer dan drie uur zich voordoet ipso facto.
In zijn beslissing herhaalde het Hof van Cassatie enkele fundamentele beginselen:
De uitspraak van het Hof van Cassatie biedt aanzienlijke bescherming aan de rechten van passagiers en verduidelijkt dat de compensatie niet afhankelijk mag zijn van ongemak op de luchthaven, maar automatisch gegarandeerd moet worden bij een significante vertraging. Deze jurisprudentiële oriëntatie markeert een belangrijke stap naar grotere verantwoordelijkheid van luchtvaartmaatschappijen en effectievere consumentenbescherming in de luchtvervoerssector.