Arrest nr. 530 van het Hof van Cassatie, uitgesproken op 29 oktober 2024, biedt belangrijke stof tot nadenken over de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het niet afdragen van fiscale inhoudingen. In dit geval was A.A., voorzitter van de raad van bestuur van een vennootschap, veroordeeld omdat hij de verschuldigde inhoudingen op de aan werknemers betaalde bedragen niet had afgedragen. Het Hof vernietigde echter de uitspraak van het Hof van Beroep van Turijn, waarbij enkele kritieke punten met betrekking tot het bewijs en de formulering van de tenlastelegging werden benadrukt.
Het Hof van Beroep had de veroordeling van A.A. bevestigd wegens het niet afdragen van belastingen ten bedrage van meer dan 150.000 euro. De verdediging had echter verschillende kwesties aangevoerd, waaronder de nietigheid van de dagvaardingsakte en het ontbreken van bewijs met betrekking tot de afgifte van de certificaten aan de werknemers. Het Hof van Cassatie honoreerde het beroepsmotief betreffende het bewijs van de certificaten, en stelde dat de verzending van de documentatie naar de Belastingdienst niet gelijkstond aan de afgifte van de certificaten aan de werknemers.
Het Hof van Cassatie achtte het van fundamenteel belang dat het bewijs van de afgifte van de certificaten aan de werknemers wordt verkregen voor de vorming van het misdrijf van het niet afdragen van inhoudingen.
Een cruciaal aspect van het arrest betreft de noodzaak om aan te tonen dat de inhoudingen daadwerkelijk zijn gecertificeerd en aan de werknemers zijn afgegeven. Het Hof herhaalde dat de elektronische verzending van de certificaten niet het noodzakelijke bilaterale verband tot stand brengt om de afgifte ervan te bewijzen. De wet vereist immers dat werkgevers de certificaten fysiek aan de werknemers overhandigen, en het is niet voldoende dat deze naar de Belastingdienst worden gestuurd. Dit benadrukt een fundamenteel aspect in de regelgeving van het fiscaal en strafrecht: bewijs is essentieel voor de vorming van een misdrijf, in dit geval, het niet afdragen van inhoudingen.
Arrest nr. 530 van 2025 biedt een belangrijke gelegenheid om na te denken over de noodzaak van concreet bewijs met betrekking tot strafrechtelijke aansprakelijkheid voor fiscale misdrijven. Het Hof van Cassatie heeft met zijn uitspraak een duidelijke grens getrokken tussen de bewijsmethoden die vereist zijn voor de vorming van het misdrijf en de administratieve praktijken. Dit geval benadrukt het belang van een correct beheer van fiscale certificaten door werkgevers, evenals de noodzaak van een adequate verdediging om onterechte veroordelingen te voorkomen.