De recente beschikking nr. 16664 van 14 juni 2024, uitgevaardigd door het Hof van Beroep van Venetië, biedt belangrijke verduidelijkingen over de gevolgen van hoger beroep met betrekking tot het quantum debeatur in gedwongen executiezaken. De onderhavige zaak, waarin B. (M. G.) en F. (R. M.) tegenover elkaar staan, benadrukt hoe wijzigingen in vonnissen van de eerste aanleg niet alleen de executoriale titel beïnvloeden, maar ook de gehele executieprocedure.
Volgens de rechtsoverweging van het arrest leidt de hervorming in hoger beroep van alleen het quantum debeatur, zoals vastgesteld in het vonnis van de eerste aanleg, tot verschillende gevolgen, afhankelijk van of de wijziging een verhoging of een verlaging betreft. Dit aspect is cruciaal om te begrijpen hoe schuldeisers in beide situaties moeten handelen.
Executoriale titel - Vonnis - Hervorming in hoger beroep van alleen het quantum debeatur - Gevolgen voor gedwongen executie - Wijziging in verhoging - Tussenkomst van de schuldeiser voor het resterende deel op basis van de nieuwe titel - Noodzaak - Wijziging in verlaging - Vervangend effect van de titel - Voortzetting van de executieprocedure - Grenzen. Wat betreft de executoriale titel, leidt de hervorming in hoger beroep van alleen het quantum debeatur, vastgesteld in het vonnis van de eerste aanleg, op grond waarvan de gedwongen executie is ingesteld, binnen de executieprocedure tot verschillende gevolgen, afhankelijk van of de wijziging een verhoging of een verlaging betreft: in het eerste geval, om het voorwerp van de reeds ingeleide executieprocedure uit te breiden, moet de schuldeiser, voor het resterende deel, tussenkomen op basis van de nieuwe executoriale titel die door het arrest in hoger beroep is gecreëerd; in het tweede geval, krachtens het vervangende effect (met terugwerkende kracht) van de titel, wordt de executieprocedure ononderbroken voortgezet, binnen de grenzen van het arrest in hoger beroep, met blijvende geldigheid, binnen die grenzen, ook van de eerder uitgevoerde handelingen.
Het arrest is gebaseerd op bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name de artikelen 474 en 336, die de executoriale titel en de geldigheid van vonnissen in geval van hoger beroep regelen. Eerdere jurisprudentie, zoals benadrukt in de rechtsoverwegingen nr. 2406 van 1986 en nr. 29021 van 2018, biedt een nuttig referentiekader voor de interpretatie van de gevolgen van wijzigingen in het quantum debeatur.
Samenvattend vertegenwoordigt arrest nr. 16664 van 2024 een belangrijk referentiepunt voor juridische professionals en schuldeisers die betrokken zijn bij executieprocedures. Het onderscheid tussen de gevolgen van een wijziging van het quantum debeatur in verhoging of verlaging maakt het mogelijk om executiehandelingen effectiever te beheren, waardoor een duidelijk begrip van de betrokken verantwoordelijkheden en rechten wordt gegarandeerd. Het is essentieel dat schuldeisers tijdig actie ondernemen in geval van een verhoging van de executoriale titel, terwijl in geval van een verlaging de bestaande executie kan worden voortgezet, binnen de grenzen van het nieuwe arrest.