Arrest nr. 49478 van 31 oktober 2023, uitgesproken door het Hof van Cassatie, behandelt een cruciaal onderwerp in het strafrecht: de mogelijkheid van meerdere pogingen tot misdrijven in geval van afpersing. Dit juridische oordeel verduidelijkt de toepassingswijze van art. 62, lid 4, van het Wetboek van Strafrecht, met betrekking tot de beoordeling van vermogensschade in gevallen van bedreigingen gericht aan meerdere personen.
In de onderhavige zaak had de beklaagde, L. T., de inzittenden van een metrocoupé bedreigd met een mes, in een poging "een paar centen" te verkrijgen. Het Hof oordeelde dat, ondanks het niet behalen van het ongerechtvaardigde voordeel, de bedreigingen gericht aan meerdere personen een veelvoud aan pogingen tot misdrijven vormden, die verenigd konden worden onder het verband van de voortgezette handeling.
Bedreigingen gericht aan verschillende personen - Niet-behalen van ongerechtvaardigd voordeel - Meerdere pogingen tot misdrijven - Verband van de voortgezette handeling – Mogelijkheid tot configuratie - Beoordeling van de schade ten behoeve van de verzachtende omstandigheid van art. 62, lid 4, Wetboek van Strafrecht - Verwijzing naar elk strafbaar feit – Noodzakelijkheid – Feiten. Wat betreft afpersing, vormt de bedreiging gericht op het verkrijgen van een ongerechtvaardigd voordeel, gericht aan meerdere personen, indien het doel niet is bereikt, een veelvoud aan pogingen tot misdrijven, die verenigd kunnen worden onder het verband van de voortgezette handeling, ten aanzien waarvan de verzachtende omstandigheid van art. 62, lid 4, Wetboek van Strafrecht moet worden beoordeeld met betrekking tot de vermogensschade veroorzaakt of beoogd door de dader voor elk afzonderlijk strafbaar feit. (Feiten waarbij de beklaagde de inzittenden van een metrocoupé had bedreigd met een mes om "een paar centen" te verkrijgen).
Een fundamenteel aspect dat in het arrest wordt benadrukt, is de noodzaak om de vermogensschade voor elk strafbaar feit te beoordelen teneinde de verzachtende omstandigheid van art. 62, lid 4, Wetboek van Strafrecht toe te passen. Dit impliceert dat de rechter niet alleen de totale schade, maar ook de specifieke schade die elke individuele bedreiging potentieel heeft veroorzaakt, moet analyseren. Deze overwegingen stroken met de gevestigde rechtspraak, die herhaaldelijk het belang heeft benadrukt van het afzonderlijk beschouwen van de individuele criminele gebeurtenissen.
Arrest nr. 49478 van 2023 vertegenwoordigt een belangrijke verduidelijking op het gebied van het strafrecht, met betrekking tot de configuratie van afpersing en de mogelijkheid van meerdere pogingen tot misdrijven. Het benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige en specifieke beoordeling van de vermogensschade ten behoeve van de toepassing van verzachtende omstandigheden. Deze aanpak garandeert niet alleen een grotere rechtvaardigheid in de rechterlijke beslissingen, maar draagt ook bij aan een grotere normatieve duidelijkheid, essentieel voor de interpretatie en toepassing van de wetten inzake vermogensdelicten.