Met de recente beschikking nr. 10318 van 16 april 2024 heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over een cruciaal aspect van het familierecht betreffende het beheer van het vermogen van minderjarigen in geval van een conflict tussen ouders na een scheiding. Deze uitspraak biedt belangrijke verduidelijkingen over de jurisdictionele bevoegdheden in dergelijke situaties, waarbij wordt bepaald dat verzoeken met betrekking tot het beheer van het persoonlijke vermogen van een minderjarig kind moeten worden ingediend bij de voogdijrechter, in plaats van bij de gewone rechtbank.
De juridische kwestie die door het Hof van Cassatie werd geanalyseerd, ontstond na een conflict tussen de ouders, M. V. en S. P., dat plaatsvond na de afronding van de echtscheidingsprocedure. Het Hof herhaalde dat, bij een conflict tussen de ouders betreffende het beheer van het vermogen van de minderjarige, de bevoegdheid bij de voogdijrechter ligt. Dit is een fundamentele stap, aangezien het benadrukt hoe het conflict van belangen tussen ouders en kinderen specifieke interventie vereist om de rechten van de minderjarige optimaal te beschermen.
Echtscheiding - Beheer van het persoonlijke vermogen van het minderjarig kind - Conflict tussen ouders en kinderen na afronding van de echtscheidingsprocedure - Benoeming van een bijzondere curator - Vaststelling van de bijbehorende vergoeding - Bevoegdheid - Voogdijrechter. Wat betreft de ontbinding van het huwelijk, dient het verzoek van een ouder, gericht op het verkrijgen van maatregelen met betrekking tot het beheer van het persoonlijke vermogen van het minderjarig kind, indien het conflict met de andere ouder is ontstaan na de afronding van de echtscheidingsprocedure, te worden ingediend bij de voogdijrechter, die tevens bevoegd is, krachtens artikel 321 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, voor de benoeming van een bijzondere curator, gezien het conflict van belangen van de ouders met de minderjarige, en voor de vaststelling van de bijbehorende vergoeding, aangezien artikel 38 van de uitvoeringsbepalingen van het Burgerlijk Wetboek, dat van toepassing is in lopende procedures van scheiding of echtscheiding of procedures tot wijziging van maatregelen betreffende de kinderen, ingevoerd krachtens artikel 710 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of 337-quinquies van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet kan worden toegepast.
De onderhavige uitspraak verwijst naar verschillende wettelijke bepalingen, waaronder artikel 321 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de bevoegdheid van de voogdijrechter voor de benoeming van een bijzondere curator vaststelt. Dit is een cruciale stap, aangezien de bijzondere curator de taak heeft om ervoor te zorgen dat de belangen van de minderjarige worden beschermd in het kader van een familiaal conflict. Bovendien wordt de toepassing van artikel 38 van de uitvoeringsbepalingen van het Burgerlijk Wetboek, dat betrekking heeft op lopende gevallen van scheiding of echtscheiding, uitgesloten, waardoor de aandacht wordt verlegd naar de noodzaak van specifieke en tijdige interventie door de rechterlijke macht.
Samenvattend vertegenwoordigt de beschikking nr. 10318 van 2024 een belangrijke evolutie in de Italiaanse jurisprudentie betreffende het familierecht. Het benadrukt de noodzaak van een gerichte en bekwame aanpak bij het beheer van de vermogens van minderjarigen, vooral wanneer er conflicten tussen ouders ontstaan. De beslissing van het Hof van Cassatie biedt een waardevolle leidraad voor professionals in de juridische sector en voor gezinnen die betrokken zijn bij situaties van scheiding of echtscheiding, en onderstreept het belang van de bescherming van de rechten van minderjarigen in elke fase van de procedure.