Het recente arrest nr. 23273 van 28 augustus 2024, uitgesproken door het Hof van Cassatie, biedt een belangrijke verduidelijking met betrekking tot de teruggave van btw-tegoeden in geval van feitelijke stopzetting van de activiteit. De centrale kwestie betreft de legitimiteit van de fiscale aangifte ingediend door de curator en de implicaties met betrekking tot de verjaringstermijnen van het recht op teruggave.
Volgens artikel 30, lid 2, van het Koninklijk Besluit nr. 633 van 1972, ontstaat het recht op teruggave van het btw-overschot op het moment van stopzetting van de activiteit. In het onderhavige geval benadrukte het Hof dat de door de curator ingediende aangifte, gericht op verrekening of aftrek, een duidelijke intentie vertegenwoordigt om het btw-tegoed te behouden en de teruggave ervan aan te vragen.
Teruggave van btw-tegoeden wegens feitelijke stopzetting van de activiteit - Fiscale aangifte van de curator ten behoeve van verrekening - Ondubbelzinnige wil om het tegoed niet te verliezen - Geschiktheid - Verjaringstermijn van tien jaar. Het recht op teruggave van het btw-overschot wegens stopzetting van de activiteit, krachtens artikel 30, lid 2, van het Koninklijk Besluit nr. 633 van 1972, ontstaat op het moment van de feitelijke stopzetting daarvan, zodat de eerdere vermelding in de aangifte, ten behoeve van verrekening of aftrek, door de curator, de ondubbelzinnige wil tot het verkrijgen van de teruggave van het tegoed tot uiting brengt, onderworpen aan de gewone verjaringstermijn van tien jaar.
Het Hof van Cassatie, bij de beoordeling van de onderhavige zaak, benadrukte dat de door de curator ingediende aangifte niet alleen geschikt was om de wil tot het aanvragen van de teruggave van het tegoed aan te tonen, maar ook essentieel was om het verlies van het recht zelf te voorkomen. Dit aspect is cruciaal, aangezien de geldende wetgeving bepaalt dat het recht op teruggave onderworpen is aan een gewone verjaringstermijn van tien jaar, wat impliceert dat een correct beheer van de fiscale aangifte van vitaal belang is om het opgebouwde btw-tegoed niet tevergeefs te laten zijn.
Concluderend vertegenwoordigt het arrest nr. 23273 van 2024 een belangrijk precedent op het gebied van btw-teruggave en het beheer van tegoeden tijdens faillissementsprocedures. Het stelt duidelijk dat een weloverwogen en tijdige aangifte door de curator het recht op teruggave kan waarborgen, waardoor de belangen van de schuldenaar worden beschermd en een correcte afwikkeling van fiscale transacties wordt vergemakkelijkt. Het is van essentieel belang dat professionals in de juridische en fiscale sector op de hoogte zijn van deze richtlijnen om hun cliënten adequaat bij te staan in situaties van bedrijfsstress.