Arrest nr. 22608 van 9 augustus 2024, uitgesproken door het Hof van Cassatie, biedt een belangrijke verduidelijking met betrekking tot de aftrekbaarheid van de Belasting over de Toegevoegde Waarde (btw) voor leveraged buy-out (LBO) fusieoperaties. Dit type operatie vertegenwoordigt een acquisitiestrategie waarbij een investeerder een mix van schuld en eigen vermogen gebruikt om een doelonderneming te verwerven. De beslissing van het Hof roept fundamentele vragen op voor de betrokken ondernemingen, door de voorwaarden te verduidelijken waaronder de betaalde btw kan worden afgetrokken.
Volgens de bepalingen van artikel 19 en volgende van het D.P.R. nr. 633 van 1972 is de aftrekbaarheid van btw toegestaan op voorwaarde dat de belastingplichtige de status van belastingplichtige heeft en dat de aangekochte goederen en diensten worden gebruikt voor btw-plichtige handelingen. Het Hof heeft een specifieke casus onderzocht waarbij een speciaal opgerichte vennootschap, opgericht om de doelonderneming te verwerven, adviesdiensten had ingeschakeld zonder het recht op btw-aftrek uit te oefenen. Het Hof oordeelde dat deze kosten desalniettemin verband hielden met de toekomstige economische activiteit van de speciaal opgerichte vennootschap.
Operatie van de zogenaamde "merger leveraged buy-out" - Btw-aftrekbaarheid - Voorwaarden - Casus. Wat betreft de zogenaamde merger leveraged buy-out operatie, is de btw die verschuldigd is of voldaan door de zogenaamde speciale vennootschap, indien gerelateerd aan de aankoop van goederen en diensten die gericht zijn op de realisatie van de acquisitie van de zogenaamde doelonderneming, aftrekbaar krachtens art. 19 e.v. D.P.R. nr. 633 van 1972, op voorwaarde dat de uit de fusie voortvloeiende vennootschap de status van belastingplichtige heeft van de belasting die zij wenst af te trekken en dat de aangekochte goederen en diensten door deze belastingplichtige worden gebruikt in het kader van haar eigen btw-plichtige handelingen.
Het Hof gaf aan dat in het specifieke geval de acquisitie van de doelonderneming moest worden beschouwd als een voorbereidende handeling ten opzichte van de economische activiteit die na de acquisitie zou worden uitgeoefend. Dit betekent dat de kosten die zijn gemaakt voor de verwerving van de aandelen werden erkend als noodzakelijk voor de concrete aanvang van de activiteit van de speciaal opgerichte vennootschap, waardoor deze een btw-plichtige werd.
De implicaties van dit arrest kunnen als volgt worden samengevat:
Arrest nr. 22608 van 2024 vertegenwoordigt een belangrijke stap voorwaarts in het begrip van de btw-aftrekbaarheid bij merger leveraged buy-out operaties. Bedrijven moeten aandacht besteden aan hoe zij de kosten in verband met dergelijke operaties beheren, aangezien de aftrekbaarheid een aanzienlijke impact kan hebben op hun fiscale positie. Het Hof heeft verduidelijkt dat de gemaakte kosten niet alleen gedocumenteerd moeten zijn, maar ook een direct verband moeten aantonen met toekomstige operaties, zodat bedrijven kunnen profiteren van de btw-aftrek.